341
22 MAART 1973.
uitgangspunt en een bepaalde doelstelling. Wij proberen zo'n denkmodel
tot in zijn uiterste consequenties door te trekken. Er zullen vier denkmo
dellen aan u gepresenteerd worden. Ik noem allereerst het cultuurhisto
risch model, waarbij sprake is van een duidelijke onderstreping van de
cultuurhistorische waarde van de binnenstad. Op de tweede plaats wordt
u geconfronteerd met het verzorgingsmodel, waarin de relatie van mens
tot instituut tot uiting komt. Op de derde plaats wordt u geconfronteerd
met het ontmoetingsmodel, waarbij uitgegaan wordt van de relatie van
mens tot mens en waarbij de binnenstad optimale gelegenheid moet bie
den elkaar te ontmoeten, elkaar bezig te zien en met elkaar te praten.
Op de vierde plaats tenslotte wordt u het economisch model gepresen
teerd, Wij hebben die vier modellen nadrukkelijk denkmodellen ge
noemd. Het zal u duidelijk zijn dat geen van deze vier modellen ooit
in Breda gerealiseerd wordt. Een stukje uit elk van die vier modellen
zal terecht komen in een integratieveld en nu is het de taak van de
raad, van het college, van het antwoordapparaat en van ieder uit de
Bredase bevolking die zich als "meeprater" presenteert, om te zeggen
welk van die vier modellen in het integratieveld het meest benadrukt
moet worden. De heer Van Hezewijk zal u dat aan de hand van een
aantal dia's proberen duidelijk te maken. Het beleid wordt dus gecon
fronteerd met het keuzevraagstuk met betrekking tot de elementen die
in het integratieveld worden opgenomen. Op dat moment begint ook de
inspraakprocedure. De raad zal geconfronteerd worden met de inschake
ling van de stedebouwkundige adviesraad, met de vraag of er hearings
gehouden moeten worden en met de vraag met welke groeperingen ge
praat moet worden. Het zal u ook duidelijk zijn dat dat gesprek geba
seerd moet zijn op de economische haalbaarheid van elk model. Wij
moeten ons afvragen wat het kost om een bepaalde marsroute te nemen.
Wanneer wij dan uiteindelijk gekozen hebben voor een model en wij
weten hoe het integratieveld er uit ziet, dan zullen wij dat visueel moe
ten maken en wij zullen het in bestemmingsplannen moeten neerleggen.
U weet dat wij tegelijkertijd bezig zijn met het verkeersstructuur-
plan. Wij hebben intern afgesproken dat de verdere ontwikkeling van het
verkeersstructuurplan geïntegreerd zal worden en parallel zal gaan lopen
met de ontwikkeling van de visie op de binnenstad als geheel. De plan
beschrijving zal het einde zijn van het werk van de groep die wij daar
voor ingesteld hebben en ik verwijs voor datgene wat al gedaan is en voor
al voor datgene wat wij gaan doen naar het rapporteringsschema dat u ge
kregen heeft. Daarin kunt u de fases blijven volgen. Desgevraagd kunnen
wij een en ander in de tijd gaan projecteren.
Dit was eigenlijk een verantwoording van wat wij in grote lijnen heb
ben gedaan en hoe wij te werk zijn gegaan. Ik zou de heer Van Hezewijk
willen voorstellen zijn verhaal nu te beginnen. Hij zal u in een tijdsbe
stek van een half uur enigszins wegwijs maken in de actuele en komende
zaken.
De heer VAN HEZEWIJK: De heer Van Dun heeft al verwezen naar
het rapporteringsschema dat gebaseerd is op de methodiek van de denk
modellen. Deze methodiek hoop ik u vanavond enigszins te verduidelij
ken aan de hand van een serie plaatjes die u door middel van diaprojec
tie getoond zullen worden. Het is een nieuwe benaderingswijze die voor
lopig wellicht aan het einde staat van een bepaalde ontwikkeling met
betrekking tot de problematiek waar wij mee te maken hebben, het ont
werpen van een structuur voor de binnenstad. Er is een zekere accentver
schuiving merkbaar met betrekking tot deze planmatige benadering. De
Wet op de Ruimtelijke Ordening heeft, in tegenstelling tot de voorafgaan-