343 22 MAART 1973, ren. Men zou kunnen zeggen dat de ruimtelijke ordening de neerslag is van een maatschappelijk gebeuren, anderzijds zou men kunnen stel len dat de ruimtelijke ordening invloed heeft op de maatschappij zelf. Vanuit de maatschappij zullen verschillende gezichtspunten naar voren gebracht worden. De een zal zeggen dat vóór alles het natuurlijk mi lieu beschermd moet worden en daaruit bepaalde gevolgtrekkingen ma ken, bijvoorbeeld de noodzaak om de bevolkingsgroei af te remmen; een ander zal naar voren brengen dat hij het einde van de mogelijke en de wenselijke ontwikkeling van de werkgelegenheid nog niet ziet; een derde zal zeggen dat niet alleen de bevolkingsontwikkeling en de werk gelegenheidsontwikkeling van belang zijn, maar dat daaruit de conse quentie getrokken moet worden dat de voorzieningenstructuur geoptima- iiseerd moet worden. Dit zijn verschillende ingangen die op zichzelf misschien vaag zijn, maar die concreet beantwoord dienen te worden door het beleid. Met name de vraag waarom het beleid bepaalde ingangen en beslissingen ge kozen heeft moet beantwoord worden. Hoe kan deze beslissingskant ei genlijk inzichtelijk gemaakt worden? Dat is een belangrijk punt de laat ste tijd, nu het beleid meer en meer opengebroken is en respons geeft op inspraak. De gedachtengang is geweest dat wij dat doen door het creëren van denkmodellen. Van een bepaalde ingang, een bepaalde manier van benaderen, gaan wij de consequenties na; wij lopen dat paadje eens he lemaal af en wij vragen ons af wat de gevolgen zijn als wij die gedach tengang nu eens verder gaan ontwikkelen. Het opstellen en uitwerken van deze denkmodellen is geen zaak waar de planoloog zich alleen mee bezighoudt of die het beleid alleen aan pakt; her is een kwestie van gezamenlijk opereren in een bepaalde rich ting. Vroeger gebeurde het als volgt. De technicus, de specialist of de deskundige trok zich terug en wijdde zich, nadat hij een opdracht had gekregen, aan zijn werk. Na verloop van tijd kwam hij dan, bij voor keur met prachtig gekleurde prenten, naar voren en zei: hier hebt u een afbeelding van uw stad of uw binnenstad in het jaar 2000. Tegenwoordig gaan wij deze zaken meer verweven. De gevolgen van het geval dat ik u zojuist noemde staan op dit plaatje afgebeeld. De verticale as is de mate van detail, zoals dat wel heet, de mate waarin iemand van grof naar fijn te werk gaat. Daar heeft hij uiteraard tijd voor nodig en dat is de horizon tale as. Daar is dus een deskundige aan het werk die ploetert en geleide lijk aan vat krijgt op de materie en een inzicht in de mogelijkheden die er zijn. De ontwikkelingslijn van zijn gedachtengang, waar u de pijl "deskundigen" bij ziet staan loopt eerst sterk naar boven en rondt zich dan af naar de punt waarbij die deskundige komt tot de afronding van zijn plannen. Het beleid hoort in de tussentijd niets; het raakt weinig geïnformeerd en in de laatste fase moet dat been bijgetrokken worden. De deskundige doet alle moeite om alles wat hij bedacht heeft bij te praten en over te brengen aan dat beleid in de hoop dat zij dan toch op hetzelfde punt uitkomen. Maar zelfs dat is een ideele situatie. De an dere lijn -- met die hoge k.atterug -- geeft een voorstelling van wat er gebeurt als men zich in zijn werk begeeft, nog weinig concreet voor ogen heeft waar het naar toe moet en alvast begint met het verzamelen van allerhande zaken, om aan het einde van de rit tot de conclusie te komen dat er voor dit object toch wel een overmaat aan studiemateriaal verzameld is. Dat is aangegeven door de lijn die boven het maximum uitgroeit. Wij proberen volgens een ander schema te werken; dat ziet u op het volgende plaatje. Wij gaan er van uit dat degene die verantwoordelijk is voor het beleid de gelegenheid moet hebben zijn verlangens en zijn

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 343