22 MAART 1973. 344 doelstellingen telkens weer te kortsluiten met de deskundige die zich met de zaak bezighoudt. De materie wordt in geregelde fasen bijeengebracht zodat het een wat dichter bij het ander blijft. Dit is hier geconcretiseerd in de vorm van een werk- maar vooral in de vorm van een stuurgroep. De stuurgroep komt geregeld bij elkaar om te "brainstormen". Zo houden wij elkaar op de hoogte en zijn in de gelegenheid eikaars wensen te ver nemen. Welke stappen moeten bij de methode van de denkmodellen gezet worden door de planoloog en door het beleid? Het beleid moet in verschil lende ronden zijn fiat geven en zijn verlangens voor de volgende fase ken baar maken. Wij geven hier een voorbeeld dat erg toepasselijk is, het op stellen van het structuurplan voor de binnenstad. Het doel is hier het be leid een instrumentarium te verschaffen voor het opstellen van gerichte actieprogramma's voor de binnenstad of, zoals ik zojuist al gezegd heb, een instrumentarium voor decisies tegen een bepaalde concrete achter grond op langere termijn. Dit heeft twee aspecten: het aangeven van mo gelijke richtingen van de ontwikkeling en het duidelijk maken van de ge volgen van een eventuele beleidskeuze. Het betekent dus niet dat wij al le theoretische mogelijkheden aangeven. Wij hebben immers met een concrete zaak te maken. De ruimtelijke ordening is praktisch en doelge richt. Wij proberen de reikwijdte, de mogelijkheden en de begrenzing aan te geven. De algemene doelstellingen dienen nader gewogen te worden, in de eerste plaats in hun onderlinge samenhang. Het zijn geen zaken die in de lucht hangen, zij houden verband met elkaar. Nadat wij geleidelijk aan overgegaan zijn tot het opstellen van concrete doelstellingen worden deze getoetst aan de hand van concrete denkmodellen. Denkmodellen zijn niet direct ruimtelijke modellen, maar denkrichtingen waarvan men de consequenties probeert te trekken. Het beleid kan één bepaald facet naar voren halen. Door sterk de nadruk op dat facet te leggen en zelfs door het in zekere zin agressief te maken gaan wij na wat de gevolgen van deze benadrukking zijn op de andere facetten en op het evenwicht tussen die facetten. Door het ontleden van die facetten willen wij ver volgens komen tot een gemeenschappelijk vlak waarop zij elkaar raken, een vlak waarin zij in harmonie te brengen zijn. De denkmodellen zijn op de eerste plaats instrumenten om de gevol gen van de verschillende beslissingen zo systematisch mogelijk ten op zichte van elkaar te beschrijven. Het wezenlijke van een denkmodel is dus de accentuering van een bepaald ontwikkelingsfacet door het beleid. Op welke ontwikkelingsfacetten dient de nadruk gelegd te worden? Uit een aantal gegevens zoals literatuurstudie in het algemeen en de analyse van de binnenstad zoals die nu op tafel ligt, blijkt dat er belangrijke re latiepatronen en spanningsvelden zijn. Ik noem bijvoorbeeld de relatie tussen de mens en zijn gebouwde milieu, de relatie tussen de mens en de instituten die in dat milieu functioneren, waarbij het milieu niet als een ruimtelijk gegeven gezien moet worden, maar als iets dat functioneert, de relatie tussen de mensen onderling en de relatie tussen de instituten onderling, waarbij u moet denken aan clustering van winkels en de ver houding van winkels ten opzichte van andere verzorgende instituten. Dit zijn allemaal zaken die wij in de binnenstad tegenkomen op een bepaald terrein met een beperkte grootte. Ik wil daar nog even aan toevoegen dat het hier niet primair gaat om de mens als individu, maar om de mens als de representant van een stukje maatschappij, de maatschappij die func tioneert in haar totaliteit, hetgeen zich afspiegelt in de binnenstad. Met de denkmodellen, met de vier ingangen die wij zojuist gezien hebben gaan wij werken, stap voor stap. Een eerste stap is het opstellen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 344