22 MAART 1973.
354
De heer AMERICA: Weet u hoeveel dat terrein kost per vierkante
meter?
De VOORZITTER: Dat is nu net wat ik bedoel. U zult rekening moe
ten houden met de financiële consequenties van Uw keuze.
De heer VAN DUIJL: Ik zou nog even terug willen komen op het ant
woord dat de heer Elich zojuist aan de heer Van Os heeft gegeven. De heer
Elich heeft gezegd dat dat stuk de bestemming "kerk" heeft. Het lijkt mij
eenbeetje misleidend dat antwoord te geven, want ik kan mij nauwelijks
voorstellen dat Vroom en Dreesmann deze grond gekocht heeft om er een
kerk op te bouwen. Toen dat voorstel indertijd in de raad is geweest was
het duidelijk de bedoeling daar een winkelpand neer te zetten. Ik vind
het vreemd nu te horen dat dit stuk. grond de bestemming "kerk" heeft.
De heer ELICH: Ik denk niet dat er hier in de raad een voorstel is ge
weest. De kerk is door een bisschop aan Vroom en Dreesmann verkocht.
Het bestemmingsplan dat daar ligt is gemaakt in de tijd dat daar een kerk
stond en sindsdien is het bestemmingsplan nog niet veranderd. Zodra ie
mand daar iets anders wil bouwen moeten wij bekijken of dat in overeen
stemming is met de doelstellingen die wij voor de binnenstad hebben. Als
dat zo is moeten wij via een wijziging van het bestemmingsplan medewer
king verlenen. Als een industrie zich op dit terrein zou willen vestigen zou
daar naar mijn mening door de raad bezwaar tegen gemaakt worden.
De heer VAN DUUL: Als een firma --ik wil de betreffende firma nu
niet meer met name noemen -- dat stuk grond koopt met een duidelijke
bedoeling zou het toch reëel zijn tegen die firma te zeggen dat zij reke
ning moet houden met het feit dat die grond de bestemming "kerk" heeft.
Wanneer die firma hier een pand wil laten bouwen ten behoeve van haar
bedrijfsvoering kan de gemeente met het binnenstadsplan of het bestem
mingsplan in de hand zeggen dat dat niet mogelijk is omdat die grond be
stemd is voor een kerk.
De heer ELICH: Formeel zou de gemeente dat kunnen. Het is natuur
lijk wel de vraag of het behoorlijk bestuur zou zijn.
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Mevrouw Paulussen heeft zojuist een
aantal vragen gesteld, onder andere over die vijf ronden. Uit het ant
woord heb ik echter nog niet helemaal kunnen destilleren waar wij op
het ogenblik staan. Het is mij, ook uit het rapporteringsschema, duide
lijk dat wij hoofdstuk I gehad hebben en dat wij nu met hoofdstuk II be
zig zijn. Het is mij echter niet duidelijk wat daarvan klaar is, wat daar
van intern besproken is en wat wij spoedig tegemoet kunnen zien. Kan
ik daar nog wat informatie over krijgen?
De heer VAN DER LEST: In de werkgroep is momenteel aan de orde
hoofdstuk IV en daarnaar overlopend hoofdstuk V. Hoofdstuk IV heeft be
trekking op de kwantificeringen van de verschillende denkmodellen die
in de voorafgaande hoofdstukken zijn behandeld. Zij worden onderling
getoetst, hetgeen betekent dat wij gaan bekijken in hoeverre het ene mo
del elementen uit een ander model helemaal ondergeschikt maakt, over
lapt of daarmee eventueel met betrekking tot bepaalde functies in harmo
nie is. Uiteraard moeten de denkmodellen ook getoetst worden aan de al
gemene doelstellingen, de uitgangspunten die men nu eenmaal gekozen
heeft voor een bepaald beleid. Dit komt ter discussie in hoofdstuk V en