355 22 MAART 1973. daaraan wordt op het ogenblik gewerkt. Dat wil dus zeggen dat wij nu bezig zijn met het zoeken naar de elementen teneinde een integratie - veld te kunnen creëren. Al met al zoudt u hoofdstuk I tot en met hoofd stuk V het derde gedeelte kunnen noemen. Deel één was de externe func tiebepaling, deel twee was het rapport dat allerlei functies van de binnen stad heeft geïnventariseerd en het ruimtelijke gebruik daarvan heeft vast gesteld en deel drie wordt dan hoofdstuk I tot en met V van het herziene rapporteringsschema dat u toegestuurd is. Wij houden ons op het ogenblik bezig met het laatste hoofdstuk van het derde deel. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Is er door u al een keuze gedaan met betrekking tot het integratieveld? De heer VAN DER LEST: Hoofdstuk V is de climax van het derde ge deelte. De elementen daarvan zijn uitdrukkelijk ook voor de inspraak be stemd. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Wordt het integratieveld gezamenlijk samengesteld? De heer VAN DER LEST: Wij stellen gezamenlijk de elementen samen die voor het integratieveld gebruikt moeten worden. De VOORZITTER: Dat is dan hoofdstuk V. De heer CRUL: Als ik het goed begrijp wordt de raad in het spel be trokken bij hoofdstuk VI. De VOORZITTER: Neen, de raad krijgt hoofdstuk I tot en met V ter discussie voorgelegd om, alle paadjes aflopende --ik gebruik nu even de terminologie van de heer Van Hezewijk -- te kiezen voor een bepaal de ingang van het integratieveld. Dat komt in het derde rapport op tafel. De heer VAN BANNING: Ik vraag mij af in hoeverre het onderzoek dat de Heidemij doet met betrekking tot de kernreconstructie dan toepasbaar is, want dat duidt er eigenlijk op dat er al een beslissing is gevallen. De heer ELICH: De Heidemij doet nog geen onderzoek. Er is alleen maar een eerste opzet gemaakt. Onderzocht is wat een stedelijke ruilver kaveling of herverkaveling in een bepaald gebied van de binnenstad zou inhouden en daarvoor is subsidie van de minister gevraagd. Als dat onder zoek werkelijk door zou gaan zou het uiteraard moeten passen in de tota liteit van het binnenstadsplan. De heer VAN BANNING: Mag ik het zo stellen dat er gelden zijn ge vraagd om te onderzoeken of dit systeem geschikt is om later, als er een bestemming gegeven is, gerealiseerd te worden? De VOORZITTER: Bijna, het krediet dat men nodig heeft was nodig voor een vooronderzoek van de Heidemij over de vraag of de methodiek van de stedelijke ruilverkaveling toepasbaar was op het gebied. Daar vin den wij elkaar in. De heer VAN BANNING: U noemt het methodiek, maar het zijn sys temen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 355