356
22 MAART 1973,
De VOORZITTER: Ja, De moeilijkheid komt als de minister straks
toezegt de voortgang van het werk te subsidiëren, want u heeft in het rap
port van de Heidemij kunnen lezen dat men zich daar een bepaalde pro
cedure voor ogen stelt. Dat levert natuurlijk een enorme moeilijkheid op.
Daar komt een groep mensen die belanghebbenden zijn in een bepaalde
commissie bij elkaar, onder eigen voorzitterschap met begeleiding van de
Heidemij. Het zal moeilijk zijn om datgene wat daar gaat groeien in te
passen in de stedebouwkundige visie op de binnenstad. De gemeente moet
daar eigenlijk niet direct partner in zijn; zij moet het die mensen zelf la
ten doen. Als wij de voorwaarde stellen dat hetgeen zich daar voltrekt zich
moet laten inpassen in de stedebouwkundige structuur van de binnenstad,
moeten wij natuurlijk wel oppassen dat het niet klinkt alsof wij zeggen: het
is wel leuk wat jullie doen maar het kan niet, want.of: als jullie iets
gaan doen, let dan op dat.Daar hebben wij nog geen methode voor
gevonden, al hebben wij een suggestie. Maar aan die fase zijn wij nog niet
toe.
De heer VAN BANNING: Zult u de betrokkenen in dit spel -- de toe
komstige aandeelhouders zou ik bijna zeggen -- eigenlijk niet een con
creet plan moeten voorleggen, willen zij al of niet hun interesse kunnen
tonen? U zult, met andere woorden, een concreet plan moeten hebben
voordat dit onderzoek wezenlijk kan starten.
De VOORZITTER: Wij hopen dat dit parallel zal blijven lopen en dat
wij de resultaten van datgene wat hier, mede via de inspraakprocedure,
besloten wordt over de functie van de binnenstad, kunnen presenteren als
een kader waarbinnen een en ander zal moeten gebeuren.
De heer VAN MERKOM: Ik zou nog een vraag willen stellen naar aan
leiding van een van de plaatjes waar werd gesttld dat het beleid zal moe
ten aangeven wat het niet wil en waarom het iets niet wil. Ik heb niet zien
staan dat het aangeven van wat het beleid wél wil en waarom ook een uit
gangspunt zou kunnen zijn. Ik weet niet waarom dat zo gekozen is.
De heer VAN HEZEWUK: Beide factoren spelen uiteraard een rol. Er
is zowel een negatieve als een positieve verantwoordelijkheid van de hou
ding die men aanneemt ten aanzien van bepaalde impulsen vanuit de maat
schappij.
De heer VAN MERKOM: Dat wil dus niet zeggen dat wij op een gege
ven ogenblik een aantal alternatieven voorgelegd krijgen waaruit wij kun
nen kiezen. Ik zou mij kunnen voorstellen dat er nog andere alternatieven
zijn die gewoon niet ter tafel komen. Wij zouden aan zo'n alternatief dat
niet op tafel gekomen is de voorkeur kunnen geven.
De VOORZITTER: Als ik uw opmerking goed begrijp bedoelt u dat de
raad straks kan zeggen dat hij aan de uitwerking van deze vier modellen
niet genoeg heeft en dat hij nog meer modellen ontwikkeld wil zien.
De heer VAN MERKOM: Dat zou kunnen.
De VOORZITTER: Dat risico zit er dik in.' Zo zou ik het willen formu
leren.
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik heb de rapporten gelezen en ik heb
hetgeen vanavond gezegd is aangehoord en het moet mij toch van het hart