357 22 MAART 1973, dat er woorden gebruikt zijn die niet in het dagelijks spraakgebruik thuis horen en die wij moeilijk begrijpen. Dat betreur ik. De VOORZITTER: Voor zover ik mij daar zelf aan bezondigd heb bied ik u mijn excuses aan. Ik heb toevallig in de voorbesprekingen vanmorgen en vanmiddag iedereen op het hart gedrukt verstaanbaar te praten. Ik moet u zeggen dat ik vanavond ook wel eens heb zitten rillen, U hebt volkomen gelijk. Wij zullen uw opmerking in zoverre ter harte nemen dat wij in de redactie van het derde deel zullen proberen een kuising aan te brengen; wij zullen trachten verstaanbare taal te spreken. De heer VAN OS: Misschien kan het rapport ook iets dunner'. De VOORZITTER: Neen, dat kan niet. Als u de alternatieven uitge werkt wil zien op de door u voorgestelde wijze kan het geen dun boek wor den. De heer DEES: In het rapporteringsschema zijn geen termijnen aange geven. Komt hoofdstuk IX, het plan en de planbeschrijving, nog in de pe riode waarin deze raad zitting heeft aan de orde? De VOORZITTER: Volgens het rapporteringsschema dat de stuurgroep bij de bewaking van de werkzaamheden hanteert zijn wij op het ogenblik 4\ a 5 maanden achter. Dat valt, gezien de tijd die wij nu bezig zijn, erg mee. De enige moeilijkheid is dat het plan weliswaar gebaseerd is op een eindrapportage in oktober, november 1974, maar dat wij nog niet weten op welke manier wij de inspraak zullen toepassen. Er is derhalve niets zin nigs te zeggen over de tijd die daarmee gemoeid zal zijn. Een van de con sequenties van de inspraak die op het vlak van de ruimtelijke ordening als een noodzakelijkheid wordt gezien is dat wij er rekening mee moeten hou den dat dat tijd kost. Als alles koel en zakelijk verloopt zijn wij eind 1974 klaar, maar ik geloof niet dat wij dan hoofdstuk IX op tafel hebben. De heer VAN BANNING: Betekent dat dat wij met het nemen van een beslissing over de Haagse Beemden ook zo lang moeten wachten? Wij zul len toch moeten weten wat er in de binnenstad gaat gebeuren. Als ik al hetgeen u aan ons voorgelegd hebt goed begrepen heb is datgene wat er in de binnenstad gebeurt bepalend voor datgene wat er buiten de stadskern gaat gebeuren. Dat zou impliceren dat wij pas na die periode een definitief ge sprek over de Haagse Beemden zouden kunnen voeren. De VOORZITTER: Dat geloof ik niet, al is er een bepaalde onderlinge afhankelijkheid. Het is ons voornemen -- maar houdt u ons daar met exact aan -- in mei een voorstel aan u te doen om u te "verlokken" tot een eer ste beslissing over de Haagse Beemden en vandaar verder te gaan. Het is natuurlijk duidelijk dat bij de verdere planontwikkeling van de binnenstad een aantal zaken hand in hand met elkaar loopt; daarin heeft u volkomen gelijk. Overigeas, ook als de raad gisteren besloten zou hebben in de Haag se Beemden te gaan bouwen, dan zouden wij daar eind 1974 nog niet aan het bouwen zijn. De heer VAN DER LEST: Ik geloof niet dat het bouwen in de Haagse Beemden afhankelijk is van de inrichting van de binnenstad. U hebt in het zesde hoofdstuk van het tweede rapport -- dat afzonderlijke hoofdstuk waar in sprake is van de hiërarchie buurt-wijk-stadsdeel-city -- kunnen lezen dat er bij de ontwikkeling van de Haagse Beemden die hetzij stopt op wijkni-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 357