12 APRIL 1973 370 van uw college, gesteund dooi uw medewerkers, het volgende is ge weest; hoe komen wij tot een beter inzicht in de begroting? Zoals u ook zelf in de aanhef van uw voorstel aangeeft is het noodzakelijk de beoogde doelstellingen vast te stellen en programma's te reali seren, te ontwerpen en te kwantificeren in geld. Meerjarige inves teringsplannen leiden tot een overzicht van de gevolgen, dat wil zeggen een prioriteitstelling en een goede afweging. Wij moeten rekening houden met de budgettaire en de fmancieringsgrenzen. U gaat daarbij uit van een basis om te komen tot een planning die integraal genoemd kan worden en die zich niet beperkt tot deel gebieden. Ik wil dan ook vooropstellen dat mijn fractie en ik deze uitgangspunten bijzonder belangrijk vinden. Ik heb in de afdelingsvergaderingen duidelijk gesteld dat een verdeling van de budgettaire capaciteit, met uitzondering van de 2°/o, neigt naar een desintegratie. Ik citeer dan ook een genotuleerde, door mij gemaakte opmerking, dat "beslissingen per portefeuille genomen toch nog een herverdeling van de capaciteit daarna kunnen in houden". Dat zou het geval kunnen zijn indien na de verdeling -- bijvoorbeeld in augustus of september -- zou blijken dat geen gelden beschikbaar zijn voor iets, dat strikt noodzakelijk en ur- fenter is. Het moet niet mogelijk blijken dat een prioriteit in een epaalde rangorde per portefeuille doorgang kan vinden vóór de realisatie van een project, hetwelk in de algemene rangorde van veel meer belang is. Wij moeten niet verwachten dat wij door aan vaarding van dit voorstel een oplossing hebben gevonden voor de Bredase problematiek, die men wel aanduidt met de term "zorg volle financiële situatie". Deze is deels toe te schrijven aan het in het verleden gevoerde beleid, waarvan de lasten nog vele jaren hun uitwerking niet zullen missen in hetgeen men "budgettaire ruimte" pleegt te noemen. Bovendien spelen er nog andere factoren in, waarbij ik onder meer het teruglopen van het inwonertal sig naleer. In januari jongstleden stelde ik wederom de vraag aan de orde, waarom het college tot budgetverdeling komt. De ruimte in het budget is bijzonder gering; net is denkbaar tot dit systeem te ko men als er meer speelruimte is, hetgeen een "switchen" mogelijk maakt. Wethouder Broeders heeft ook toen gesteld dat een beleids plan met daaruit afgeleide werkplannen het ideaal zou zijn. Dit is nastrevenswaardig. Dit moet naar mijn opvatting het uitgangspunt zijn en blijven. Geen desintegratie, maar integratie moeten wij nastreven; geen afzonderlijke potten, beheerd door verschillende bewindvoerders, zodat een beleid wordt opgedeeld in stukken en het algehele beleid waarvan alleen sprake moet zijn een speelbal ~ijs.cü wordt van krachten. Ik heb mij er door mijn medelijden in de - afdeling financiën van laten overtuigen dat het inslaan van deze weg kan leiden tot het beter functioneren van de begroting. Mijn fractiegenoot, de heer Van Loon die helaas aan dit belangrijke 1 debat niet kan deelnemen, signaleerde ook dat wij door uw voor stel de begroting met een ander soort inspraak gaan vaststellen. Ik kan hem hierin volgen als hij doelt op méér dan alleen de in spraak bij de verdeling per functie. Ik wrl ook hier herhalen dat hij de opvatting huldigt dat het vooral gaat om de inzichtelijkheid van de begroting. Hij heeft ook geschreven; "Wij willen echter de huidige en de op ons afkomende problemen voldoende adequaat (financieel) kunnen blijven opvangen" Naar mijn mening is een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 370