373
12 APRIL 1973.
overleg met de afdelingen en met de commissies van advies en bijstand.
Ik zou het op prijs stellen als u deze toezegging nog eens zoudt willen
herhalen; het moet mogelijk zijn over deze kwestie in augustus nader
te spreken wat de verdeling van deze 2% oftewel 1. 139. 000, -- be
treft.
Een verantwoorde beslissing over de vier alternatieven, genoemd
onder paragraaf 5-III, kan pas genomen worden als men beschikt over de
gegevens, die zijn genoemd onder paragraaf 5-1 en 5-II. Voorshands gaat
onze voorkeur uit naar de samenstelling van een sluitende begroting zo
als onder paragraaf 3-1 genoemd. Ook bij de samenstelling zou in princi
pe van deze gedachte dienen te worden uitgegaan, gezien de bezwaren
die kleven aan de alternatieven genoemd onder 2, 3 en 4.
De heer SANDBERG: Het feit dat wij deze nota bijzonder belangrijk
vinden wil nog niet zeggen dat ik een even lang betoog zal gaan houden
als de heren Van Banning en Kroon. In het algemeen onderschrijven wij
hetgeen zij gezegd hebben inclusief de voorlopige stellingname over de
al of niet sluitende begroting. Ik zou daarom een aantal zeer korte kant
tekeningen mijnerzijds willen maken.
Wij hebben de nota bezien vanuit een viertal uitgangspunten. In de
eerste plaats zullen wij, als wij met de huidige wijze van begroten door
gaan, binnen korte tijd met een niet-sluitende begroting zitten. Als wij
geen enkele maatregel nemen, worden wij daar automatisch mee gecon
fronteerd en dan komt ook diezelfde dwang om te saneren naar voren.
Alleen wordt dan de dwang van bovenaf opgelegd, zodat men zelf nog
maar weinig in te brengen heeft. De financiële situatie van het budget
is bepaald moeilijk en dit is geen nieuws.
Reeds diverse malen is tot uitdrukking gekomen dat deze raad wei
nig tevreden is met het huidige functioneren van de begroting. Wij me
nen dat dit concept-voorstel de raad straks de kans zal geven een aantal
principe-uitspraken te doen over de verdeling van het budget, voordat
de begroting in haar algemeenheid aan ons wordt gepresenteerd en dus
feitelijk al vastligt.
In de derde plaats heeft de heer Kroon zoeven al de belangrijke vraag
gesteld, waar wij in Breda naar toegaan. Gaan wij al of niet naar een
sluitende begroting, met sanering en aanvullende bijdragen etc. Het is
voor het gemeentelijk bestuur en voor de autonomie daarvan van bijzon
der groot belang. Op dit moment, nu er nog maar weinig inzicht is in
de gegevens, valt daarover geen zinnig woord te zeggen. Ook wanneer
de begroting op de huidige wijze zou worden voortgezet, ontbreekt bij
vele raadsleden het inzicht in de vraag, of een al of niet sluitende be
groting voor het betreffende jaar de juiste beslissing is.
In de vierde plaats zijn wij er een voorstander van dat de verant
woordelijkheid van de deelbegroting komt te liggen waar zij thuishoort.
Wij zullen moeten gaan saneren; wij zullen dor hout moeten kappen
en prioriteiten moeten stellen. Men kan daarbij uitgaan van een beleids
plan; dat is door praktisch alle fracties in deze raad gezegd. Er is geha
merd op een beleidsplan, maar wij hebben er begrip voor dat dit tijd kost.
Haastige spoed is zelden goed.' Wij kunnen een beleidsplan in elkaar "ram
melen", maar wanneer dit niet op goede uitgangspunten is gebaseerd zul
len wij dit binnen een jaar alweer moeten gaan herzien; dan kloppen de
financiële consequenties die men daaraan verbindt op geen enkele wijze.
Het beleidsplan zal tot stand komen, maar dit wil niet zeggen dat
wij ondertussen niet moeten werken. Zonder een "over-all-beleidsplan"
zullen wij op dit moment moeten werken met beslissingen per functie,
omdat er juist binnen die functie het meeste inzicht in de financiële ver-