12 APRIL 1973.
376
Naar mijn mening is dit laatste punt in het voorstel opgesloten. Als u
het daarmee eens bent en als deze kwestie bij de commissie algemene
zaken thuishoort, zou daar vanaf mei gewerkt moeten worden aan het
algemene beleidsplan.
Over de sanering en de sluitende begroting wil ik nog het volgende
zeggen. Saneren zonder een plan zal een uiterst moeilijke zaak worden.
Het wordt dan vaak "het werk van het rode potlood", waar eigenlijk geen
beleid achter steekt. Dat kan beslissingen uitlokken, die later ten kos
te van veel moeite en geld moeten worden teruggedraaid. Zorgvuldig
zal de sanering dus moeten worden afgewogen en zal moeten worden na
gegaan welke gevolgen dit heeft voor het verzorgingsniveau van de stad.
Zeker zal daarbij ook het menselijk aspect een rol spelen, dat voor het
ersoneel kan gaan gelden als sanering moet worden doorgevoerd. Inscha-
eling van het georganiseerd overleg lijkt ons noodzakelijk indien er per
sonele kanten aan de zaak zitten.
Op bladzijde 4 van uw voorstel stelt u dat de sanering via de budget
verdeling meer kans op slagen heeft dan de toepassing van andere denkba
re methodieken. U gaat niet op die methodieken in, maar misschien kunt
u er ons enkele noemen om een vergelijking te kunnen maken.
Vervolgens kom ik bij het probleem van de sluitende begroting. In
alle begrotingsbehandelingen sinds 1969 hebben de PvdA en het PAK erop
gewezen dat het consequent vasthouden aan de sluitende begroting ons la
ter zou kunnen opbreken, in die zin dat de via de sluitende begroting be
schikbare middelen onvoldoende waren om het voorzieningsniveau in on
ze stad op peil te houden. Helaas blijkt nu dat onze bedenkingen in deze
volledig bewaarheid gaan worden. Nieuwe taken kunnen moeilijk worden
aangevat; wij kunnen nauwelijks voldoen aan de verplichtingen en wij
staan voor een drastische sanering. Steeds hebben wij bij de behandeling
van de begroting en ook op andere momenten de aandacht gevestigd op
de nadelen, die het vaststellen van een sluitende begroting inhield. Te
weinig werd van uw kant naar voordelen gezocht die een eventueel niet-
sluitende begroting toch zou kunnen opleveren. Het lijkt ons op dit mo
ment noodzakelijk dat daarop wordt gestudeerd. Steeds meer wint de me
ning veld dat de gemeenten te sterk afhankelijk zijn van het rijk; de be
schikbare middelen zijn te gering om een eisen verantwoordelijkheid te
künnen dragen. Deze constatering alleen zou al pleiten voor de niet-slui-
tende begroting en voor het aanvragen vanuit een reële behoefte van een
aanvullende uitkering. De verantwoordelijkheid komt dan te liggen waar
zij in deze situatie ook thuishoort, namelijk bij de centrale overheid die
de uitkeringen van het gemeentefonds op een laag niveau houdt, een wil
lekeurige verdeling van de beschikbare middelen toepast en vooral steeds
een beperking inbouwt van de mogelijkheden voor het verkrijgen van ei
gen inkomsten.
De wethouder van financiën heeft steeds het motief voor de sluitende
begroting gebruikt dat voor het aanvragen van een aanvullende uitkering
structurele tekorten moeten worden aangedragen. Naar onze mening moet
kunnen worden aangetoond dat de verplichtingen die wij in het verleden
zijn aangegaan ten aanzien van het hoogspoor, het Turfschip, de riool
waterzuivering enz. op Breda zodanige lasten leggen dat op andere terrei
nen het verzorgingsniveau achterblijft en daardoor structurele tekorten
ontstaan.
De heer VAN OS: Bij de behandeling van de eerste begroting door de
raad in deze samenstelling hebben wij gevraagd hoe zo'n begroting nu
eigenlijk tot stand kwam. De antwoorden, die wij daarop hebben gekre
gen, waren niet erg duidelijk, althans niet in eerste instantie. Het is ons