12 APRIL 1973. 378 meente --en dat waren er tot voor kort vele in Nederland -- wordt een dergelijk gebrek aan beleid min of meer gecompenseerd door steeds stij gende inkomsten. Het besturen is dan een soort extrapolatie van hetgeen men vroeger gedaan heeft. Allerlei grotere en kleinere tegenvallers kan men verwerken, omdat de inkomsten elk jaar wat hoger worden. Die si tuatie is echter veranderd. Wij hebben het vorig jaar voor het eerst kun nen constateren dat het inwonertal van Breda terugloopt en daarmede ook de inkomsten. Dan wordt die situatie volkomen anders. Dan blijkt dat be sturen veel moeilijker is dan extrapoleren. Het is veel moeilijker om met dezelfde of met een kleinere portemonnaie rond te komen, dan met een steeds dikker wordende portemonnaie. Dat is een wijsheid, die elke huis vrouw u kan vertellen. Dit neemt niet weg dat wij in deze situatie ver zeild zijn geraakt en dat wij ons moeten afvragen wat wij in de naaste toe komst moeten doen. Wij zijn min of meer voor het blok gezet; gemeenten gaan nooit failliet, dat is een geruststelling. Er draait altijd wel iemand voor de kosten op. Wij hebben natuurlijk ook in het verleden laten merken dat wij in dit gebrek aan beleid niet zoveel vertrouwen hadden en wij krij gen nu de rekening gepresenteerd. Ik kan verder kort zijn. Wat gaan wij nu besluiten? Wij hebben uiter aard uw voorstel goed gelezen en wij kunnen er niet omheen: er zal op de één of andere manier gesaneerd moeten worden. Saneren is natuurlijk al tijd een bijzonder vervelende zaak. Uw voorstel laat zich niet uit over de vraag of dit de verstandigste oplossing is. Wij kunnen op dit moment moei lijk anders dan met uw plannen instemmen, maar wij willen daaraan toch wel uitdrukkelijk de voorwaarde verbinden -- zoals de heer Crul dat ook gedaan heeft -- dat wij niet verder springen dan 1974. Voor die tijd zou toch nog wel ruimte beschikbaar moeten zijn om tot verstandiger proce dures te komen, zodat inderdaad de komende begrotingen geschraagd wor den door een weloverdacht beleid. Dat hebben wij tot nu toe niet gemerkt, maar wij geven de moed niet op dat het ooit nog zover zal komen. U vraagt ons de conclusies, vervat in het rapport, te onderschrijven. Wij hebben daar niet zoveel moeite mee. De heer Crul heeft een aantal kanttekeningen gemaakt, die ik wel kan onderschrijven. Wij stemmen dus wel met de methodiek in, maar uitdrukkelijk alleen voor het jaar 1974. Ten aanzien van punt 6 no. 3 uit uw voorstel willen wij duidelijk stellen dat wij op dit moment zeker niet kiezen voor een al of niet sluitende be groting» Die discussie kunnen wij in de naaste toekomst nog uitvoerig voe ren. De heer VON SCHMID: Naar mijn mening heeft de heer Van Banning in het begin van zijn betoog een zeer juiste opmerking gemaakt, namelijk dat deze gehele materie in feite toch in een aparte vergadering had moe ten worden behandeld. Hier komt namelijk toch de gehele situatie, die anders bij de begrotingsbehandeling ook aan de orde komt, aan de orde; dit is uit de betogen van de verschillende raadsleden duidelijk gebleken. Dat is uiteraard niet de bedoeling, maar zulke dingen komen toch ter sprake. Ik vind het jammer dat deze belangrijke materie vanavond is toe gevoegd aan een agenda, die toch al belangrijke punten bevat. Dit wil niet zeggen dat wij steeds extra vergaderingen moeten gaan houden, maar als zo'n belangrijke materie aan de orde is waarbij het gehele toekomsti ge financiële beleid van de gemeente op het spel staat, bestaat daar ze ker aanleiding toe. Dat is nu niet het geval en ik zal het dan ook zo kort mogelijk maken. Ik wil er bovenal van uitgaan dat dit voorstel in de eer ste plaats bedoeld is om tegemoet te komen aan de aandrang, die vanuit de raad is uitgeoefend, om een overzichtelijke methode te vinden voor de begrotingsbehandeling. Ook moet de begrotingsbehandeling zelf korter ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 378