37
4 JANUARI 1973
29 tegen 5 stemmen verworpen,
TEGEN stemmen: de heren De Raaff, Van Caulil, Biemans, Broe
ders, Jansen, Taks en Van Merkom, mevrouw Van Rooij-Van den Heuvel,
de heren Kroon, Van Dun, Van den Wijngaard, Van Duijl, Dees, Koerts-
huis, Sandberg, Van Graafeiland, Quadekker, Goos, Mans, Van Banning,
Gielen, Severens, Spanjer, Brooimans, Kramer, Roozenboom, Van Loon,
Veelenturf en Geene.
VOOR stemmen: de heer Van Os, mevrouw Willems-Van Doorn,
de heer Mensen, mevrouw Van Nes-Brands en de heer Crul.
De VOORZITTER: Ik vraag u nu of u stemming wenst over het
voorstel van het college van burgemeester en wethouders.
De heer VAN OS: Ik zou gaarne een zeer korte stemverklaring
afleggen. Het karakter van de behandeling vanavond is ontleend aan
de vraag of dit voorstel al dan niet ongewijzigd aanvaard kan worden.
Uit de stemmingen over de moties is duidelijk geworden dat op geen
enkele manier nog enige wijziging in het voorstel geëffectueerd kan
worden. Wij zullen daarom tegen uw voorstel stemmen.
De heer CRUL: Wij vragen geen stemming. Ik weet niet of de
heer Van Os stemming vraagt. De heer Mensen, mevrouw Willems en
ikzelf vragen geacht te worden te hebben tegengestemd, indien er niet
gestemd wordt. Wij doen dit op de volgende gronden. De principiële
bezwaren, die wij in de laatste vergadering hadden, blijven overeind.
Die bezwaren komen neer op drie punten. De alternatieve mogelijkhe
den zijn niet voldoende op hun waarde onderzocht. Er is onvoldoende
garantie voor het personeel. Bovendien zijn er onvoldoende mogelijk
heden om onze verantwoordelijkheid ten opzichte van het beheer van
overheidsgelden waar te maken.
De VOORZITTER: Ik wil proberen te bewerkstelligen dat er niet
gestemd behoeft te worden. Misschien behoort dit tot de mogelijkheden.
De heer VAN OS: Ik heb niet bedoeld hoofdelijke stemmingen te
vragen bij dit voorstel van burgemeester en wethouders. Mijn bedoeling
was een stemverklaring af te leggen. Als er niet gestemd wordt, willen
mevrouw Van Nes en ik geacht worden te hebben tegengestemd.
De heer SEVERENS: Ik wil verklaren dat ik tegen het voorstel ben
en wel op grond van de reden, die de wethouder zelf heeft genoemd. Dit
stuk vertoont namelijk een te sterke economische benadering; te weinig
aandacht is besteed aan de maatschappelijke en culturele aspecten. Dit
zal waarschijnlijk betekenen dat een groot aantal maatschappelijke
groeperingen niet voldoende betrokken zal worden bij het gebruik van
Het Turfschip. Om die reden moet ik me tegen het voorstel verklaren.
De VOORZITTER: Ik kan concluderen dat de raad van de gemeen
te Breda het voorstel heeft aangenomen, onder aantekening dat de heer
Crul, mevrouw Willems, de heer Mensen, mevrouw Van Nes, de heer
Van Os en de heer Severens geacht wensen te worden te hebben tegen
gestemd. Wij kunnen dus vaststellen dat het voorstel is aanvaard.