12 APRIL 1973.
380
deel moeilijk tot leven te roepen is. Ik heb daar dan ook grote proble
men mee. Aan de andere kant spelen vele elementen mee, die ik los
zou willen maken van het aan de orde zijnde voorstel, zonder daarbij
tekort te willen doen aan de betekenis van de opmerkingen als zodanig.
Ik ben namelijk van mening dat het belangrijk is te trachten de inhoud,
de bedoeling en de betekenis van het voorstel zo eenvoudig mogelijk
weer te geven.
Alvorens daarop verder in te gaan wil ik opmerken dat het mij ver
heugt dat er waardering is uitgesproken voor het werk dat hier verricht
is. Het heeft mij bijzonder veel deugd gedaan dat daarbij de mensen
genoemd zijn, die achter de schermen veel werk verzet hebben. Aan
het voorstel is zeer veel werk en overleg vooraf gegaan.
Vervolgens hebben wij geprobeerd voorzover dat mogelijk is tege
moet te komen aan bepaalde door de raad in de besprekingen gesigna
leerde tekorten. Het is zeker niet zo dat wij nu komen met een stuk
dat als een steen der wijzen zou kunnen worden aangemerkt ten aanzien
van alle moeilijkheden op dit terrein. Wij hebben getracht een stap te
zetten in de richting van het vergroten van de inzichtelijkheid, het ver
groten van de beïnvloedbaarheid en het tijdig betrekken van de raad in
de gehele voorbereiding van de begroting. Dat is hier aan de orde en in
dit opzicht verheugt het mij dat een aantal sprekers in deze raad van
mening is dat dit in ieder geval een stap in de goede richting is.
Het verheugt mij ook dat de pogingen van Breda in het verleden op
dit bijzonder moeilijke terrein zeer nauwlettend gevolgd werden, ook
in de vakliteratuur. Wij mogen ons er niet over verbazen dat daarbij wel
eens kritische kanttekeningen werden geplaatst, omdat het in verband
met deze materie, waarmee eigenlijk elke Nederlandse gemeente wor
stelt, merkwaardig zou zijn als wij ineens een methode zouden vinden
die én in de raad én in de vakliteratuur als de juiste en de goede metho
de zou worden onderschreven. Ik hoop dat deze methode zal bijdragen
tot een zo duidelijk mogelijke opstelling en een zo duidelijk mogelijke
methodiek, die recht doet aan de eisen die te stellen zijn aan een be
grotingsbehandeling. Daaraan zal ook de burgerij zijn steentje moeten
bijdragen.
De materie is bijzonder moeilijk. Na 1969 is het inderdaad enigs
zins stil geworden, maar intussen heeft de commissie VNG steeds door
gewerkt. Nu is de eindfase van het rapport ongeveer bereikt. U ziet dat,
waar de vertegenwoordigers van vele gemeenten met deskundigen van
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten om de tafel hebben gezeten,
het met betrekking tot de beleidsplanning in Nederland nog niet zo een
voudig is. Dit wordt nog meer onderstreept door het voornemen van de
VNG, waarvan wij onlangs in kennis zijn gesteld, te komen tot een com
missie beleidsanalyse gemeenten. Deze commissie moet analyseren welk
beleid de gemeenten in Nederland in deze tijd zouden kunnen en moeten
voeren. Ook. daar speelt het vraagstuk van de beleidsanalyse een rol, waar
overigens ook de rijksoverheid mee worstelt. In aansluiting daarop heb
ben de gemeenten daarmee te kampen. De commissie moet tevens na
gaan wat in het kader van de mogelijkheden in Nederland zou kunnen
gebeuren, welke taken tot de gemeente behoren, welke taken de hoog
ste prioriteit hebben en welke methode dat beleid zo duidelijk mogelijk
gestalte zou kunnen geven.
De problematiek waar wij mee te kampen hebben is dus geen pro
blematiek van Breda alleen; het is een problematiek die bij vrijwel al
le gemeenten speelt. Waarmee zijn wij nu met dit voorstel bezig? Wij
zijn bezig de raad tijdig te laten zien -- u vindt dit in het rapport bud
gettaire capaciteit -- welke financiële mogelijkheden de gemeente heeft.