O 381 12 APRIL 1973. Ik geef daarbij toe dat daarin een aantal onzekerheden zit, maar als men naar het komende jaar kijkt zal men altijd onzekerheden blijven zien, op welk terrein men de zaak ook beziet. In dat verband haak ik aan bij de opmerking van de heer Van Os, die het teruglopen van het inwonertal aan de orde stelt. Als men de prognoses beziet van de ont wikkeling van de bevolkingsgroei in het land, in de provincie, in het gewest en in de stad, moeten wij er eigenlijk van jaar tot jaar met de meest deskundige organen voor zorgen dat het resultaat anders uitvalt dan in die prognoses gesteld is. Dan is het niet verwonderlijk dat men bereid moet zijn het beleid bij te stellen op het moment, waarop dat duidelijk noodzakelijk is. Als wij in het rapport budgettaire capaciteit naar de toekomst kijken, zien wij als het ware een redelijk verwachtings beeld van de inkomsten van de gemeente in de toekomst. Er is geen ze kerheid en de prognoses behoeven van jaar tot jaar bijstelling, opdat wij steeds de werkelijkheid zo dicht mogelijk bij ons halen. Dat moet de basis zijn van de begroting, hoewel wij ook dan nog te maken hebben met onzekere elementen. De raad moet tijdig op de hoogte worden gesteld van de mogelijk heden. U zult ook gezien hebben dat wij in het rapport de eigen inkom sten vermeld hebben; dit betekent dat wij ook de verhogingen van be lasting en van tarieven etc. hebben vermeld. Het is een politieke be slissing de mogelijkheden op dat terrein wel of niet te benutten. De raad ontvangt echter tijdig informatie over de mogelijkheden voor de begro ting 1974. Wij hebben te maken met twee elementen. Aan de ene kant heb ben wij de begroting, zoals wij die tot nu toe kennen. De heer Van Os heeft gezegd dat hij van de zijde van het college niet altijd even duide lijk antwoord krijgt; mogelijk zullen mijn antwoorden hem nu ook niet helemaal bevredigen. Naar mijn mening leidt de oude begrotingsmetho diek tot een verstarring tot in detail. Wat is namelijk het geval? De ou de zaken in de begroting blijven doorlopen, met hun kostenstijgingen. Dat leidt ertoe dat de vergroting van het inkomen ongeveer wordt opge maakt De heer VAN OS: Dat heb ik extrapoleren genoemd.' Wethouder BROEDERS: Het leidt tot verstarring in detail.' Wat gebeurt er nu? Wij willen trachten een verdeling in functies te maken. Daarna wordt per functie de opbouw van de begroting bezien, waarbij zowel oude als nieuwe zaken in discussie kunnen komen. De bedoeling - -nu sluit ik aan bij de betrokkenheid van de raad -- is dat nadat de verdeling heeft plaatsgevonden met de bijstand van de staf en onder de leiding van de voorzitter van de betreffende afdeling in de commissies bezien wordt of de oude zaken gehandhaafd moeten blijven, of de oude zaken moeten uitgroeien of dat er nieuwe voor in de plaats moeten komen. Dit moet duidelijk in de commissies aan de orde komen, zodat men in die func ties kan spreken, kan beoordelen en erbij betrokken kan zijn voordat de definitieve vaststelling van de begroting, geadviseerd door de commis sies, in de raad aan de orde komt. Eerder dan in het verleden moet men betrokken worden bij de opstelling als zodanig. De heer VAN OS: Maar zonder dat er sprake is geweest van een al gemeen beleid.' Wethouder BROEDERS: Ik kom daar nog op terug. Wat dit deel be treft spreken wij duidelijk over een grotere betrokkenheid van de raad.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 381