12 APRIL 1973. 382 Nu de heer Van Os mij enkele malen interrumpeert, heb ik er be hoefte aan aan zijn adres ook iets te zeggen. Wij zijn ons ervan bewust dat wij fouten maken en tekortkomingen hebben. Desalniettemin heb ben wij getracht bij de behandeling van deze methodiek de raadsafde- ling financiën volledig en tijdig te erkennen. De heer Van Os zou de verslagen van de raadsafdelingsvergaderingen eens moeten nalezen; ik wil hem ook herinneren aan hetgeen hij na afloop van één van die ver gaderingen gezegd heeft. Ik mocht hem altijd herinneren aan zijn on derschrijving van wat toen voorlag. Dit is naar mijn mening uit de woor den van de heer Van Os niet zo duidelijk naar voren gekomen. Wij mo gen best tegen elkaar zeggen dat deze methode natuurlijk noch het eind punt noch de grote oplossing is, maar wij moeten eerlijk en duidelijk te genover elkaar zijn. De afdeling financiën is namelijk van meet af aan -- ik meen dat dit ook een wenspunt is -- betrokken geweest bij de oor deelsvorming over de voorliggende problematiek. Zij heeft als het ware gefungeerd als een commissie van advies. De commissie financiën ging hiermee akkoord, maar heeft daarbij wel aangetekend dat het toe te jui chen zou zijn een totaal beleidsplan op te stellen. Ik meen te mogen zeggen dat de wethouder van financiën u niet in het onzekere heeft ge laten; hij heeft duidelijk zijn opvattingen kenbaar gemaakt. Hij heeft namelijk gezegd dat het integraal beleidsplan ook een werkplan moet inhouden, waar de vertaling in centen bijligt, want een beleidsplan al leen geformuleerd in woorden is moeilijk hanteerbaar voor de begroting. Het functioneert pas goed als een beleidsplan ook zijn vertaling in een werkplan vindt, waarbij de bedragen zijn aangegeven, zodat men van daaruit de begroting kan opbouwen. Ik ben eigenlijk blij dat ik niet behoef te antwoorden met betrekking tot het algemeen beleidsplan; dat doet namelijk de voorzitter van de raad, want deze materie overstijgt alle portefeuilles en komt daardoor automatisch bij de voorzitter van het college en van de raad terecht. Ik meen met enig inzicht in de vakliteratuur te mogen zeggen dat de op stelling van zo'n beleidsplan met die inhoud en die uitwerking geen si necure is; u weet ook dat ik in de afdeling financiën gezegd heb dat de opstelling van zo'n beleidsplan meer dan één jaar zal vergen. Ik zeg dit ook in de raad, met het risico dat straks kan blijken dat ik volkomen ongelijk gehad heb; u kent nu toch mijn opvatting. Men zal eenvoudig niet voor de begroting 1975 klaar kunnen zijn. Ik hoop dat dit wel het geval is, maar ik vrees dat het niet tot de mogelijkheden zal behoren. Degene, die de werkzaamheden coördineert, komt voor deze moeilijk heden te staan. Ik weet niet of hij u toezeggingen kan doen, maar ik ben van mening dat met betrekking tot een termijn van één jaar geen toezeggingen gedaan kunnen worden. Soms stelt men dat deze methode ook gebruikt zou worden om u allen duidelijk te maken hoe zorgwekkend de positie van Breda is. Dat is voor mij één van de tegenvallers geweest. U weet dat wij hiermee heel lang bezig zijn geweest. Ik zou met deze methode veel liever zon der tegenvallers zijn gestart, omdat de start van de nieuwe methode ex tra bemoeilijkt wordt door tegenvallers. Tijdens de voorbereiding zijn wij geconfronteerd met enkele bijzonder grote tegenvallers, met name in verband met de winstuitkering van het ENWA-bedrijf en de daling van het inkomen van de gemeente op basis van het inwonertal. Het zou voor ons veel gemakkelijker zijn geweest als wij hiermede niet geconfronteerd waren. Wij hebben deze methode dus niet gebruikt om u duidelijk te ma ken hoe slecht de financiële situatie van Breda is en het is jammer dat dit ons nu voor de voeten wordt gegooid. Vervolgens kom ik bij de budgettering van de kredietbewaking, die

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 382