12 APRIL 1973.
384
De heer KROON: Hetgeen u gezegd heeft in het voorstel heb ik in
derdaad onderstreept.'
Wethouder BROEDERS: Juist; ik meen dat ik daarop ook niet terug
behoef te komen.
De heer Crul heeft een aantal voorwaarden genoemd, onder welke
hij met het voorstel kan instemmen. De volgende begroting zou volgens
hem gebaseerd moeten zijn op de inventarisatie van behoeften. Die in
ventarisatie van de behoefte per portefeuille moet nu reeds plaatsvinden;
te dien aanzien zal in de commissies overlegd worden. Het eigen beleid
per portefeuille moet tegengegaan worden, als ik het goed begrepen heb.
Ik zie niet hoe dit kan plaatsvinden in die zin, dat de instructie al is uit
gegaan. Als er nu besluiten vallen in een portefeuille, die in latere jaren
grote consequenties zouden kunnen hebben, moeten die duidelijk gesig
naleerd worden. Men moet bij de beslissing duidelijk rekening houden
met de gevolgen voor de komende jaren.
Zowel in de besprekingen als in de nota's van aanbieding bij de be
groting hebben wij onze opvatting over de kwestie van het onderzoek naar
de mogelijkheden voor de aanvullende bijdrage kenbaar gemaakt. Een be
spreking daarover is altijd mogelijk geweest, ook nu bij de voorbereiding
van deze zaak. Ik heb de heer Crul ook laten weten dat ik altijd bereid
ben daarover in de afdeling financiën te praten. Uit de woorden van de
heer Crul klonk enigszins door dat hij wel gelijk had gehad. Volgens hem
zou een niet-sluitende begroting beter zijn dan een sluitende. Het bewijs
daarvan moet echter nog geleverd worden, hetgeen u zou kunnen doen
aan de hand van de ervaringen van de steden, die de aanvullende uitke
ring hebben aangevraagd. Misschien kan dit leerzaam zijn. U weet dat
ik in de begrotingsbehandeling van het vorige jaar namens het college
heb mogen zeggen dat wij, als het college van mening zou zijn dat een
niet-sluitende begroting beter zou zijn voor Breda dan een sluitende, in
dat geval moesten kiezen voor een niet-sluitende begroting. Ik ben gaar
ne bereid u nogmaals nadere informatie te verstrekken; vandaag heb ik
over deze materie weer een rapport ontvangen, dat ik zelf nog moet be
studeren. Het is een kwestie van afwegen en op een bepaald moment kun
nen wij zelfs een politieke keuze moeten maken voor de al of niet slui
tende begroting, waarbij ook verschil van inzicht kan optreden ten aan
zien van de voor- en nadelen daarvan.
Ik wil de heer Crul middels de afdeling financiën gaarne informeren
over de kwestie van het voorzieningenpeil. De beoordeling van het rede
lijk voorzieningenpeil vereist een zeer aparte benadering van de zijde
van het ministerie. Als de heer Crul op dit moment onder andere de riool
waterzuivering noemt als één van de punten, waar Breda uitkering voor
zou kunnen krijgen, moet ik hem corrigeren omdat ddt onderdeel op dit
moment geen enkel nadelig effect heeft op onze begroting. Nadat de on
derhandelingen met het waterschap zijn afgesloten kunnen wij nader pra
ten over de vraag, of dit in de toekomst effect zou kunnen hebben.
Sanering is moeilijk. Men heeft mij gevraagd of er ook een alterna
tieve methode bestaat. Er is inderdaad wel een andere methode denkbaar
en wij hebben daar ook over gepraat. Men zou namelijk kunnen overwe
gen een soort bezuinigingsinspecteur aan te stellen, die met een rood pot
lood door de gehele gemeente zou rondtrekken. Wij hebben zelfs even ge
speeld met de gedachte dat wij dan ook een bezuinigingswethouder zou
den kunnen aanstellen; er zijn zelfs namen genoemd van personen, die
voor een dergelijke functie in aanmerking zouden komen. Ik heb echter
de indruk dat dit bepaald geen begerenswaardige baan zou zijn, want hij
gaat uit van een bijzonder moeilijk gegeven. Bovendien zijn wij van me-