387 12 APRIL 1973, worden. Ik zou in dit opzicht de heer Broeders willen volgen, die zegt dat deze methode bruikbaar materiaal kan levereruvoor dat algemene beleidsplan. U zult nu vragen hoever wij daarmee gekomen zijn. Ik heb u de vorige keer gezegd waarmee wij bezig waren en wat onze doel stellingen waren. Wij bevinden ons momenteel in een onderzoekfase, hetgeen betekent dat wij ons bijvoorbeeld bezighouden met het opstel len van een exacte omschrijving van de functie van de stad Breda, met het omschrijven van de hoofd- en de subdoelstellingen. Wij proberen die te relateren aan de beschikbare middelen en aan de prioriteitstelling. Dat alles bevindt zich op het ogenblik in een onderzoeksfeer. Wij zijn ook bezig met een onderzoek naar een ontwikkelingsprogrammering, een bijzonder ingewikkelde zaak die nog niet zo lang geleden in Nederland ingang heeft gevonden. Wij zijn in alle ernst en met alle spoed die wij betrachten niet in staat op korte termijn een beleidsplan te realiseren, nog daargelaten de overigens zeer terechte wens dat bij het geïntegreerd beleidsplan ook een vertaling in centen noodzakelijk is. Ik heb u eerlijk opening van zaken gegeven. Het wordt tijd dat er een goed middel gevonden wordt om via de commissie algemene zaken de raad in te schakelen. Meer kan ik u op het ogenblik niet toezeggen. Ik hoop wel dat wij met elkaar dit bijzonder omvangrijke werk kunnen verrichten. Van de kant van het college willen wij u daarbij graag van het begin af aan betrekken. De heer VAN BANNING: Er is enkele malen gesproken over een brief van 10 april en ik heb ook gehoord dat er een brief moet zijn uitgegaan, maar ik kan die brief niet mede in mijn beschouwingen betrekken omdat hij mij niet heeft bereikt. Op de kwestie zelf terugkomend wil ik het volgende naar voren bren gen. Naar gelang men zich meer in de materie verdiept merkt men dat de kwestie inderdaad bijzonder complex is; ook de vakliteratuur heeft daar over nogal wat gezegd. Ik kan zonder meer de woorden van de wethou der onderschrijven, dat niet alleen Breda met deze problemen worstelt, maar dat vrijwel iedere gemeente met dezelfde moeilijkheden te kampen heeft, Daar heb ik alle begrip voor. Ik ben ervan overtuigd dat een inves teringsplan zoals de wethouder zegt van jaar tot jaar bijstelling zal vergen. Het handhaven van de oude methode betekent in feite een verstarring, met andere woorden: wij zullen over moeten stappen op een ander systeem. U hebt een keuze gemaakt ten aanzien waarvan ik, voorzover ik dat kan overzien, verwacht dat van alle kanten zeer veel goede wil en begrip ge toond zal worden. Men zal de bereidheid moeten tonen eigen belangen ondergeschikt te maken aan de belangen van het geheel en bepaalde pro jecten zullen inderdaad achtergesteld moeten worden bij andere projec ten, die belangrijker zijn. Ik ben het met de andere sprekers eens dat een beleidsplan noodzakelijk zal zijn, maar u hebt terecht gesignaleerd dat een beleidsplan niet uit de mouw geschud kan worden. Deze kwestie ver eist veel studie en een grote ervaring. In dit verband wil ik de heer Van Os -- ik neem aan dat hij mij dit niet euvel duidt -- wijzen op een uit gave van maart van de Wiardi Beckmannstichting, waarin een artikel van een zekere mijnheer Van der Zijp uit één van de vakbladen is overgeno men. Dit artikel gaat over de meerjarenplanning in gemeenten en het is bijzonder interessant; bovendien kan het voor ons zeer verhelderend wer ken. Wij vinden daarin terug dat een meerjarenplanning tijd vraagt. Als wij praten over investeringsplannen blijkt dat pas na jaren de daarin opge nomen gegevens "hard" worden gemaakt, met andere woorden wij zullen voortdurend moeten "schaven" en "vijlen" om uiteindelijk een investerings plan voor langere termijn op te stellen, waaraan men een bijzondere waar-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 387