12 APRIL 1973, 388 de zou kunnen toekennen. Ik ben dan ook van mening dat het misschien wat te veel gevraagd zou kunnen zijn -- hoewel ik zelf een groot voor stander ben van een beleidsplan op zo kort mogelijke termijn -- van u te verwachten dat u ons over een jaar een beleidsplan kunt voorleggen, dat aan alle kanten goed in elkaar zit. Ik wil gaarne erkennen dat het een bijzonder groot probleem is. Wij zullen dus geduld moeten opbren gen. Aan de andere kant moeten wij niet nalaten te pogen tot een be leidsplan op zo kort mogelijke termijn te komen, met alle daaraan ver bonden gebreken, teneinde een duidelijk inzicht te krijgen in hetgeen in de toekomst moet gebeuren. Het is duidelijk dat men de ruimte en de verplichtingen moet nagaan. Wat zijn eigenlijk de doelstellingen van Breda en over welke middelen beschikken wij om die doelstellingen waar te maken? Dit is een bijzonder belangrijke vraag. Wij moeten eerst we ten wat wij willen om inderdaad tot een meerjarenplan te komen. Wat de niet-sluitende begroting betreft meende ik te beluisteren dat één van mijn collega-raadsleden, de heer Crul, zei dat wij met een niet- sluitende begroting meer mogelijkheden zouden hebben. Het is mogelijk dat ik hem verkeerd begrepen heb, maar dan zou ik dit graag vernemen. Naar mijn mening berusten zijn woorden met op waarheid; juist met een niet-sluitende begroting hebben wij, indien wij niet kunnen aantonen dat wij binnen een beperkt aantal jaren tot betere uitkomsten kunnen komen, minder mogelijkheden, U hebt gemerkt uit de reacties van de raad dat wij ons bijzonder sterk verbonden voelen met de problematiek, waarmee wij nu geconfronteerd worden. Ik wil u heel veel sterkte toewensen met de realisatie van de voor stellen, die u nu aan ons heeft gedaan. De KVP-fractie wil haar medewer king aan die voorstellen geven, niet in de verwachting dat alles ineens "geheid" in elkaar zal zitten. De heer CRUL: Ik wil de woorden van de heer Van Banning onderschrij ven, dat het bijzonder moeilijk is vanuit de huidige opstelling in één stap de ideale situatie van een beleidsplan te bereiken. De heer Van Os heeft ook al gezegd dat wij hiermee eigenlijk al jaren bezig zijn. De indruk is steeds gewekt dat wij stilstonden. Uit de mededelingen van de wethouder en van de voorzitter blijkt dat er toch doorgewerkt is, hetgeen prijzenswaar dig is. Vervolgens wil ik nog even terugkomen op de concrete punten, die wij hebben aangehaald. De wethouder vindt het moeilijk toe te zeggen dat met deze budgetverdeling in 1974 kan worden begonnen. Naar mijn mening kan die toezegging toch wel worden gedaan; uit de woorden van de wethouder en de voorzitter blijkt dat er mogelijkheden zijn om een andere weg te gaan bewandelen. Ik ben het met u eens dat de budgetverdeling in dienst kan staan van die andere wijze van begrotingsbehandeling. Ik laat even buiten beschouwing of dit in eerste instantie voor één of voor meerdere jaren is. Als wij die stap zetten kunnen wij ook duidelijk zien dat wij op de goede weg zijn. De verdeling per budget kan ons daarbij zeker van dienst zijn. Wij zouden de toezegging voor 1974 toch graag uit de mond van de wethou der vernemen, omdat het voor ons een nogal belangrijke zaak is. De wethouder is niet ingegaan op het inschakelen van de commissies. Hij heeft alleen tegen de heer Van Banning gezegd dat wij in de maand september geconfronteerd zullen worden met de zaken, die in het ambte lijk apparaat en in het college zijn voorbereid. Op dat moment zou het nog mogelijk zijn vanuit deze raad verschuivingen aan te brengen. Hij stelt zelfs dat dit niet alleen in het budget mogelijk zal zijn, maar ook daarbui ten. Naar mijn mening zal dit bijzonder moeilijk zijn als men niet reeds

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 388