4 JANUARI 1972
discussie met argumenten om elkaar te overtuigen bij voorbaat gedoemd
is te mislukken» Ik wil mijn collega-raadsleden uiteraard alle ruimte
geven, maar ik hoop dat vanavond een dergelijke beslissing niet zal
worden genomen»
De heer QUADEKKER: Die zijn zover verwijderd, dat zij er niet
eens zijn»'
De heer SAND3ERG: Gelukkig maar»' Ik hoop dat mijn collega
raadsleden, die zich aansluiten 'bij de gedachte om de verbeterde ex
ploitatie van Het Turfschip te continueren, zich ondanks het feit dat
zij zich in september tegen het toenmalige voorstel hebben uitgespro
ken vanavond wél met dit voorstel kunnen verenigen» Het voorstel dat
nu voor ons ligt bevat een aantal zaken, die vér uitgaan boven hetgeen
ons destijds is aangeboden» De financiële consequenties voor de gemeente
zijn bijvoorbeeld aanmerkelijk beter dan wij destijds durfden te hopen»
Aan de op- en aanmerkingen, die destijds met behulp van moties zijn
vastgelegd, is geheel tegemoet gekomen» Het zou te ver voeren op
alle details van de statuten en de huurovereenkomst in te gaan; wij
kunnen echter wél vaststellen dat de belangrijkste punten uit die mo
ties, met name met betrekking tot de tijdsduur, het stichtingsbestuur,
de eigendomsoverdracht, het bedrijfsfonds, de pachtsom, de congres-
dienst, de positie van het personeel en de concurrentievervalsing, min
of meer waterdicht geregeld zijn in alle verschillende overeenkomsten
en contracten die nu voor ons liggen»
Toch wil ik een aantal opmerkingen maken» Allereerst wil ik het
hebben over de personeelssituatie» Ik ben bijzonder verheugd over het
feit dat met het personeel en de bonden een bevredigende oplossing is
gevonden» Dit neemt niet weg dat natuurlijk nog altijd sprake is van
ontslag» Ontslag is natuurlijk, welke bevredigende oplossing men daar
voor ook vindt, een moeilijke stap. De bemiddelende rol, die het col
lege gespeeld heeft om tot een oplossing te komen in gemeentelijk ver
band, wordt door ons toegejuicht» Ik hoop van harte dat dit voor een
aantal personeelsleden een nieuw perspectief voor de toekomst zal bie
den» In dat verband mag ook het constructief samenwerken met de vak
organisaties bepaald genoemd worden. Uit de verslagen van besprekin
gen met de vertegenwoordigers van de bonden komt althans een beeld
naar voren van een gezonde samenwerking, waarbij in een goed klimaat
gezocht is naar de best mogelijke oplossing» De opmerkingen van een
der organisaties die vanmorgen in De Stem werden gepubliceerd steken daar
tegen schril af. Ik vraag mij dan ook af of de heer Van Os wel namens al
len spreekt, wanneer hij zegt dat de vakbonden voor het blok zijn gezet.
Ik, vraag mij tevens af of de andere vakorganisaties de manier, waarop
deze unie thans meent te moeten optreden, eveneens onderschrijven.
Wanneer daartoe aanleiding bestond door welk gerezen misverstand dan
ook, maak ik mij sterk dat er altijd wel een mogelijkheid aanwezig
geweest zou zijn om nogmaals met elkaar te overleggen, afgezien van het
feit dat met een dergelijk overleg in principe altijd betere resultaten zijn
te boeken dan met kranteberichtjes op de valreep, die balanceren op de
grens van insinuaties»
Vervolgens wil ik het hebben over een onderwerp, dat ik straks
mogelijk met een motie bij u zal onderschrijven. In de afdelingsver
gadering is uitvoerig besproken of de raad nu wel of niet de pachtover
eenkomst met de exploitant ter kennisname van uw college moet krij
gen» Enerzijds staat in het voorstel dat de raad de toetsing - mijns in
ziens tereeht - opdraagt aan het college; anderzijds moet de raad toch