391
12 APRIL 1973.
niet-sluitende begroting geweldige nadelen zou meebrengen. Inderdaad
hoort men af en toe dat er aan een niet-sluitende begroting ook voorde
len kunnen zitten. Wij zullen nauwgezet de voor- en nadelen tegen el
kaar moeten afwegen. Wij zouden het voorts op prijs stellen als wij de
ervaring van een aantal "significante voorbeelden" in het land nader kon
den bezien.
Ten aanzien van het beleidsplan wil ik zeggen dat de budgettering
niet uitsluitend de basis daarvoor zal moeten vormen. Bij deze cijfers zal
ook duidelijk een behoeftebepaling thuishoren; dit woord heb ik vanavond
nog niet vaak horen noemen. Het onderzoeken van wat de burgers van Bre
da eigenlijk wensen zal de basis moeten zijn van het beleid dat wij gaan
uitstippelen.
Het is ons volkomen duidelijk dat wij moeten saneren, maar wij vin
den de budgetverdeling, zoals die nu noodgedwongen zal moeten volgen,
een soort botte bijl bij gebrek aan een scherpe.
De VOORZITTER: Indien mogelijk zal vanavond nog agendapunt 10
aan de orde komen. Misschien hebt u al kennis genomen van de lijst van
de leden van de commissies van advies en bijstand. Voorzover u daarin on
regelmatigheden zoudt ontdekken, zou ik dit graag van u vernemen. Agen
dapunt 10 zal dan straks snel kunnen worden afgehandeld.
Het lijkt mij verstandig er nu reeds rekening mede te houden dat wij
deze vergadering omstreeks elf uur zullen gaan besluiten, omdat het niet
waarschijnlijk is dat wij kort na elf uur klaar zullen kunnen zijn. Wij zul
len dus aanstaande maandag hier opnieuw vergaderen.
Ik schors de vergadering (21. 05 uur).
De VOORZITTER: Ik heropen de geschorste vergadering (21.25 uur).
Wethouder BROEDERS: Ik kan in tweede instantie kort antwoorden.
De heer Van Banning heeft de brief van 10 april blijkbaar niet ontvangen.
Een afschrift daarvan is ter kennisneming aan de leden van de raadsafde-
ling financiën toegezonden. Ik heb hier nog wel een exemplaar dat de
heer Van Banning zou kunnen meenemen. Overigens behoef ik op het be
toog van de heer Van Banning niet meer in te gaan omdat het overgrote
deel daarvan betrekking heeft op het beleidsplan. Ik dank hem voor zijn
sterkende woorden.
De heer Crul kan ik zeggen dat het besluit met betrekking tot de toe
passing van deze methodiek door het college beperkt is tot 1974. Ik wil
daarover geen onduidelijkheid laten bestaan. Persoonlijk zie ik de moei
lijkheid zodanig op het college afkomen, dat wij op het tijdstip, waarop
wij noodzakelijkerwijs met de voorbereiding van de begroting 1975 zullen
moeten beginnen, geconfronteerd zullen worden met het feit dat het be
leidsplan, bruikbaar voor de begroting, dan nog niet gereed zal zijn. Dan
staan wij voor de keuze tussen de oude methodiek en de nieuwe, verbeter
de methodiek. Naar mijn mening ligt het in de lijn der verwachtingen dat
wij dan de verbeterde methodiek zullen toepassen. Wij kunnen dit op dat
moment aan de raad voorleggen, zodat de raad nog gelegenheid heeft daar
nader op in te gaan. Ik vertrouw erop dat deze toezegging voor de heer
Crul voldoende kan zijn.
Over de kwestie van de inschakeling van de raadscommissies meen ik
het volgende gezegd te hebben. De nieuwe methodiek vergt veel meer tijd
dan de traditionele. Het tijdstip waarop de begroting zal klaarkomen zal,
voorzover nu de beoordeling strekt, niet meer in dit jaar vallen. De bedoe
ling van het college is dat de raadscommissie na de septembervergadering,
voordat de begroting per functie aan het college wordt voorgelegd, geadvi-