395 12 APRIL 1973. eerste plaats is de tijd die de raadsleden krijgen toegemeten voor het be studeren van de stukken te kort. Hiertegen is in de laatste raadsvergade ring door een aantal van onze fractieleden opnieuw bezwaar aangetekend. Tevens komt het meermalen voor dat op de leeskamer stukken ontbreken omdat men deze meegenomen heeft voor commissievergaderingen, het geen betekent dat een raadslid dat stuk meestal niet meer kan inzien we gens gebrek aan tijd. Vele raadsstukken hebben een langdurige ambtelij ke voorbereiding nodig voordat zij in de raad gepresenteerd kunnen wor den. De raad, die uiteindelijk de beslissing moet nemen, dient voldoen de tijd toegemeten te krijgen om zich in de materie te verdiepen; dit is noodzakelijk om op een verantwoorde wijze een beslissing te kunnen ne men en de taak die hij heeft op het gebied van besturen en controleren te kunnen vervullen. Om dat besluitvormingsproces goed te doen verlo pen zal in een vroegtijdig stadium toezending van de stukken moeten plaatsvinden. Op de tweede plaats zal hieraan ook in het openbaar bekend heid moeten worden gegeven teneinde inspraak mogelijk te maken voor dat de fracties over de voorstellen gaan vergaderen» Dan bestaat er echter nog geen enkele zekerheid dat de raadsleden die een commissievergade ring bijwonen tot een behoorlijke standpuntsvorming kunnen komen. Als de procedure goed verloopt weten zij dan wat de mening van de fractie is, maar de mening van de andere fracties en de argumentatie die tot een be paald standpunt heeft geleid kennen zij niet. In een commissievergadering kunnen andere argumenten c. q. meningen naar voren gebracht worden, hetgeen er toe kan leiden dat nieuw overleg binnen de fracties noodzakelijk is. Dit heeft tot gevolg dat men een voorbehoud gaat maken, dus wacht met het bepalen van een standpunt. Als dan hernieuwd overleg binnen de frac tie niet meer mogelijk is in verband met de tijd is de situatie gelijk voor heen en zal de behandeling in de raad niets aan lengte inboeten. Desalniet temin is onze fractie van mening dat wij een poging moeten wagen om via de nieuwe commissies van advies en bijstand tot een beter functioneren van de raad te komen. Vervolgens maken wij ons zorgen over de functionering van een viertal adviesraden, met name de Culturele Raad, de Jeugdadviesraad, deS.T.A.R. en de Sportstichting. Dit is vanavond al ter sprake gebracht. Gaan wij door de instelling van de commissies van advies en bijstand de bestaande advies organen niet uithollen? Bewerkstelligen wij zodoende niet langzaam maar zeker de opheffing van de bestaande adviesorganen? Ik kan mij voorstellen dat degenen die nu zitting hebben in deze commissies de ontwikkelingen met enige ongerustheid volgen. Overigens hadden wij het wenselijk geacht dat het college zelf aan deze adviesraden had gedacht en de raad hierover van tevoren had geïnformeerd zodat het niet nodig geweest zou zijn hier over vragen te stellen. Wij hebben vandaag kennisgenomen van een brief van de Jeugdadviesraad die wij via u ontvingen; mevrouw Van Nes heeft er al over gesproken. Daarin stelt men op 1 oktober al gereageerd te hebben op dit voornemen. Men heeft echter geen antwoord gekregen. Men maakt zich nu zorgen over de ontwikkelingen die zich voordoen. Evenals de spre kers vóór mij wacht ik uw antwoord met belangstelling af. De heer SANDBERG: Ik heb uiteraard met belangstelling geluisterd naar de betogen van de heer Crul, mevrouw Van Nes en de heer Duijl. Ik heb mij enigszins verbaasd over de onderwerpen die zij allemaal ter sprake gebracht hebben in het kader van dit voorstel. Wij als fracties hebben van u als voor zitter een brief gekregen over het functioneren van de raad en de werkwijze van de commissies» Ons is verzocht hierop schriftelijk te reageren en daarna zou deze problematiek aan de hand van onze reacties in de commissie alge mene zaken besproken worden. Ik vind het een vreemde gang van zaken dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 395