397
12 APRIL 1973.
gaderingen van de commissies aan de orde komen zodat de adviesraden we
ten wat er besproken is. Er kan dus een samenspel ontstaan, want men is op
de hoogte van eikaars standpunt en wellicht kunnen mettertijd -- nu kom ik
even bij mevrouw Van Nes -- ook niet-raadsleden in de commissies van ad
vies en bijstand zitting nemen. Op den duur zou er misschien zelfs een in
tegratie kunnen plaatsvinden tussen de commissies van advies en bijstand die
nu alleen uit raadsleden bestaan en de adviesraden. Zoals het nu is zie ik
geen enkele tegenstrijdigheid tussen het bestaan van de adviesraden en de uit
raadsleden bestaande commissies van advies en bijstand die in het openbaar
vergaderen.
De VOORZITTER: Ik zou dit onderwerp in enkele onderdelen willen
splitsen, daar kort op ingaan en vervolgens nog op een paar andere punten
de vinger willen leggen. Er is gesproken over de adviesraden. Er zijn er
vier zoals u weet. De brief die gisteren, op 11 april, ontvangen is van de
Jeugdadviesraad is onderschreven door enige andere raden. Daarin wordt ge
wezen op moeilijkheden die zouden kunnen ontstaan en die eigenlijk vooral
hieruit bestaan dat politieke en deskundige adviezen onnodige tegenstellin
gen kunnen oproepen. Daarop valt voor mij in de brief de nadruk en daar
uit trekt men, naar mijn gevoel ten onrechte, de conclusie dat die advies
raden geen functie meer zouden hebben of een andere functie zouden krij
gen. Het college heeft inderdaad op 11 oktober een brief ontvangen. Deze
is behandeld in het college en van de zijde van de wethouder is in de Jeugd
adviesraad over de wijze van behandeling een mededeling gedaan. Aan me
vrouw Van Nes en anderen die dat gevraagd hebben zeg ik toe dat wij, wan
neer wij dit besluit nemen -- naar mijn mening moeten wij dat vanavond
inderdaad doen -- gaarne bereid zijn de adviesraden te informeren over wat
naar onze mening en naar de mening van de raad de taak van de adviesra
den en de taak van de commissies van advies en bijstand in deze nieuwe si
tuatie is.
Wat is er nu in feite gebeurd? Wij hebben de invloed van de commis
sies, vroeger de afdelingen, in het besluitvormingsproces vervroegd. Er is
met betrekking tot de deskundige adviezen en de politieke adviezen niet
zo veel veranderd. De mogelijkheid van tegenstellingen tussen de politie
ke en de deskundige adviezen was in de huidige constructie ook aanwezig.
Ik geloof dat het juist is wat de heer Von Schmid heeft gezegd, nl. dat het
bij deze werkwijze zeer wel mogelijk is dat de commissies van advies en
bijstand invloed op de voorstellen gaan uitoefenen. Bovendien vergaderen
deze commissies in het openbaar zodat de adviesraden in een vroegtijdig
stadium van de zaken kennis kunnen nemen. De structuur van de adviesra
den is overigens in bespreking; ik heb de laatste tijd bijvoorbeeld iets ge
lezen over de Culturele Raad.
Ik geloof dat ik er dit van zou mogen zeggen. Wat de adviesraden be
treft zie ik het gevaar dat gesignaleerd is niet als een groot gevaar. Ik voeg
daaraan toe dat het college van burgemeester en wethouders op korte ter
mijn over de functionering van de adviesraden met de commissies van ad
vies en bijstand een nota zal opstellen die volgens een aantal modellen op
lossingen geeft. Ik wil vanaf deze plaats graag zeggen dat wij over die
werkwijze overleg zullen plegen met de commissie algemene zaken; dat
zal mogelijk al op 7 mei kunnen gebeuren.
Er zijn nog enkele andere zaken genoemd waaraan ik aandacht zou
willen besteden. Er is gesproken over de brief die ik geschreven heb over
het functioneren van de raad en daar moet ik toch even op ingaan, al was
het maar met een enkel woord. In de eerste plaats zijn alle reacties nog
niet binnen en voorts moeten wij deze zaak nog in de commissie algeme
ne zaken bespreken, maar ik moet daarbij wel de kanttekening maken dat