398
12 APRIL 1973.
het een initiatief geweest is van mij en van mij alleen. Ik heb gepro
beerd een aantal zaken op papier te zetten en ik heb nu al bespeurd dat
daar enkele onregelmatigheden in zitten.
De heer Crul heeft gezegd dat besluiten niet reeds in de commissies
vastgelegd moeten worden. De opvattingen moeten in ieder geval wél in
een vroegtijdig stadium in de commissies van advies en bijstand inge
bracht worden, maar dat zijn dingen waar op dit moment niet verder op
ingegaan hoeft te worden. De procedure wordt bekeken; wij zullen ook
de diensthoofden hierover informeren en wij hebben de indruk dat alles,
als het goed georganiseerd wordt, goed zal kunnen lopen.
Ik heb wat moeite --ik zeg dat in alle openhartigheid -- met de
suggestie om alle stukken die in de toekomst geproduceerd zullen wor
den, de agenda's, de notulen, de bijlagen en de preadviezen, in een
vroegtijdig stadium en in groten getale, niet over de Bredase bevolking
weliswaar, maar over uw hoofden uit te storten. Het zijn natuurlijk geen
geheime stukken, maar om ze in negenendertig-voud -- en zo mogelijk
nog meer --te verspreiden lijkt mij op zijn zachtst gezegd wat overtrok
ken.
Er is gesproken over het tijdstip van de vergaderingen. De bevoegd
heid om dat te bepalen ligt bij de commissies, maar meestal zal het er
op neerkomen dat er in de avonduren vergaderd wordt. Als dat lukt is het
publiek er ook mee gediend.
Over het benoemen van niet-raadsleden in de commissies van ad
vies en bijstand en het eventuele samengaan van de commissies van ad
vies en bijstand en de adviesraden zou ik het volgende willen zeggen. De
Gemeentewet, in artikel 62 lid twee, laat de benoeming van niet-raads-
leden natuurlijk toe. Volgens artikel één van het reglement zoals dat
thans voor ons ligt, worden negen of zeven leden en plaatsvervangende
leden benoemd uit de raad en door de raad. In dit reglement is de benoe
ming van leden van buiten de raad dus niet mogelijk. Wij kunnen daar,
na verloop van tijd als er enige ervaring is opgedaan, natuurlijk op terug
komen. Ik heb hiermee zelf ervaring; bij het provinciaal bestuur gebeurt
het vrij regelmatig. Hoewel de Gemeentewet deze mogelijkheid dus niet
uitsluit hebben wij gemeend hiertoe voorshands niet te moeten overgaan.
Ook in de commissie algemene zaken was men van mening dat wij op
deze manier maar eens moeten beginnen en moeten bezien hoe de com
missies nu functioneren. Ik wil de heer Crul wel toezeggen dat er alle
reden is om na verloop van tijd, bijvoorbeeld na een jaar, eens te zien
hoe het ons bevallen is.
De heer Van Duijl heeft zich beklaagd over het tijdstip waarop de
stukken worden toegezonden. Dat is een verschijnsel dat ons bijzonder
goed bekend is. Wij hebben nu een procedure bedacht waarbij de com
missie algemene zaken en de diensthoofden zullen worden ingeschakeld
en die er toe leidt dat het allemaal niet meer zo'n verschrikkelijk haast
werk wordt. Als wij het goed willen doen moeten de zaken in een vroeg
tijdig stadium in de commissies van advies en bijstand behandeld worden
en dan kan het heel goed voorkomen dat een onderwerp dat in een com
missie ter sprake komt pas geruime tijd later in de raad gaat spelen. Op
deze manier zullen de raadsleden eerder en regelmatiger over informatie
kunnen beschikken.
Ik ben er van overtuigd dat het woord "uithollen" dat de heer Van
Duijl gebruikt heeft niet van toepassing zal zijn op de wijze waarop de
zaak thans gaat functioneren. Mocht dat het geval zijn, dan moeten er
natuurlijk maatregelen genomen worden, maar in deze structuur voorzie
ik dat voorshands niet.