399 12 APRIL 1973. De heer VAN DUUL: Ik wil opmerken dat het stuk zoals het er nu ligt in goed overleg met alle fracties tot stand gekomen is en dat wij ons als fractie met dit stuk kunnen verenigen. Mijnheer de voorzitter. Met uw goedvinden wil ik toch wel even ingaan op de opmerking van de heer Sandberg -- ik weet niet of die aan mijn adres gemaakt was -- dat de nota die u eerst aan de commis sie algemene zaken en later aan alle raadsleden hebt gezonden over het functioneren van de raad, ten onrechte bij dit agendapunt betrokken is. De heer Sandberg zal niet kunnen ontkennen dat de instelling van de commissies van advies en bijstand toch op enigerlei wijze raakpunten heeft met de notitie die u ons toegezonden heeft. Ik heb nadrukkelijk vermeden daar expliciet op in te gaan omdat wij als fractie straks een degelijk antwoord zullen geven. De VOORZITTER: Maak daar nu verder geen ruzie over.' De heer VAN DUUL: Tot slot zou ik willen opmerken dat ik het toch wel elegant gevonden had als u op de brief van de adviesraden had gereageerd zoals u zojuist hier heeft gedaan. Naar mijn mening zou hun ongerustheid dan voor een groot deel weggenomen geweest zijn. De heer CRUL: Ik begrijp dat het moeilijk is alle stukken die voor de commissies geproduceerd worden aan de raadsleden toe te zenden. Als dat echter slechts in beperkte mate gaat gebeuren zal het moeilijk zijn in de commissies de fractiestandpunten te kunnen weergeven. De commissie algemene zaken neemt naar onze mening bij het toezenden van de stukken toch wel een bijzondere plaats in. In de commissies al gemene zaken komen zaken aan de orde die de hele fractie direct raken en naar onze mening zou hiervoor dus een uitzondering gemaakt moeten worden. De stukken die voor de commissie algemene zaken geprodu ceerd worden zouden aan alle raadsleden toegezonden moeten worden. Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag hoe het college oor deelt over het inschakelen van het publiek bij de vergaderingen van de nieuwe commissies. Misschien kunt u daar in tweede instantie op ant woorden. Met het voorstel dat betrekking heeft op de bemanning van de commissies hebben wij geen enkel probleem. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik heb uit uw antwoord begrepen dat de Jeugd adviesraad op zijn brief van 11 oktober 1972 een antwoord heeft gekregen bij mondelinge mededeling. Ik kan dat natuurlijk verder niet beoordelen want ik weet niet wat dat voor mededeling geweest is en in hoeverre er aanleiding toe was om er nog verder over te discussiëren. Ik vind het toch wel jammer dat u op de brieven van de adviesraden niet eveneens per brief een uitvoerige informatie verschaft. Uit de brief van de Jeugdadviesraad hebben wij opgemaakt dat het daaraan heeft ontbro ken en dat is jammer. Die adviesraden zijn er en ik ben van mening dat wij ze moeten inschakelen als dat mogelijk is. Nu zou ik u willen ver zoeken de adviesraden van tevoren te betrekken bij de nota die u gaat opstellen, hun mening hierover te vragen en die eventueel in de nota te verwerken. De heer AMERICA: Ik zal proberen rustig te blijven, maar ik zit mij vreselijk kwaad te maken. Tijdens de rondvraag van de vorige gemeente raadsvergadering heb ik het volgende gevraagd: "Mijnheer de voorzitter. Nu dit voorstel -- het voorstel dat nu aan de orde is -- een maand wordt uitgesteld zou ik het college willen vragen alvast eens na te denken over

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 399