419
16 APRIL 1973
Ik geloof dat bepaalde dingen vastliggen: ten eerste de reeds
genoemde negatieve belevingswaarde en ten tweede de achteruit
gang in de omzet van de neringdoenden. De wethouder heeft ge
zegd dat ook deze achteruitgang slechts een veronderstelling is.
Inderdaad is niet geheel bewezen dat er een duidelijke relatie is
tussen de omzetvermindering en de verkeerssituatie op de Markt;
daarin kunnen ook andere factoren een rol spelen. Dit mag alle
maal wel waar zijn, maar desondanks ben ik van mening dat er wel
degelijk een duidelijke relatie bestaat tussen het lege gat dat men
op de Markt aantreft als er niemand rondloopt en de omzetvermin
dering van de ondernemers.
Men kan zich afvragen in hoeverre wij gerechtigd zijn te gaan
experimenteren in aangelegenheden die duidelijk verband houden
met de omzetvermindering. Op die manier spelen wij min of meer
met de exploitatieuitkomsten van enkele ondernemers. Tot op ze
kere hoogte is dit wellicht geoorloofd, maar men moet daarbij wel
zeer duidelijke en scherpe grenzen leggen tot waaraan men mag
gaan.
De wethouder heeft namens het college gezegd dat het wen
selijk is te gaan experimenteren met alle alternatieven die op tafel
liggen. In eerste instantie beoordelen wij dit streven positief; ander
zijds plaatsen wij daar uiteraard meteen vele vraagtekens bij. Wat
denkt het college bijvoorbeeld over de begeleiding? Wanneer de
situatie op de Markt zo negatief wordt benaderd als dat afgelopen
zaterdag in de krant gebeurde, hoe willen wij dan een scala van
experimenten met een redelijke begeleiding door de pers tot een
goed einde brengen? Een tweede probleem doet zich voor ten aan
zien van de financiën, want ook die experimenten zullen waar
schijnlijk financiële consequenties met zich meebrengen. Ik denk
bijvoorbeeld aan het plaatsen van verkeersborden en dergelijke.
Hoe denkt het college daarover?
Bij de behandeling van een derde vraagteken kom ik toch weer
op de seizoeninvloed terecht. Verwacht het college een vergelijk
bare respons op de verkeersmaatregelen? Ik kan mij niet voorstellen
dat er een vergelijking getrokken zou kunnen worden tussen de reac
ties op enerzijds het afsluiten van de Sint Janstraat in de maanden
augustus en september en anderzijds het verbod om te keren op het
zuidelijk gedeelte van de Markt in de maanden oktober en november.
Ik meen dat dit twee volkomen onvergelijkbare grootheden zijn. Het
is wel aardig deze in het kader van een experiment eens te toetsen,
maar op 1 januari hebben wij dan zeker geen duidelijkheid ten aan
zien van de te volgen gedragslijn.
Een essentieel punt van onze huidige benadering is dat wij van
mening zijn dat er toch weer geëxperimenteerd zal moeten worden,
omdat dit de enige manier is om ervaring op te doen op basis waar
van wij met betrekking tot de Grote Markt een besluit kunnen nemen
dat voor langere tijd gaat gelden. Wij willen daarbij aantekenen dat
er goed overleg moet zijn met de nieuwe commissie van advies en
bijstand, die daartoe speciaal in het leven is geroepen. Gelukkig
hebben wij een commissie van advies en bijstand die in het open
baar vergadert, zodat elke Bredanaar die werkelijk over zijn Markt
wil meepraten welkom is. Ik hoop niet dat wij daarvoor het hele
Turfschip moeten afhuren maar ik neem aan dat er veel belang
stelling zal zijn. In ieder geval zou ik ervoor willen pleiten ge
richte uitnodigingen te sturen aan de categorieën die mevrouw Paulussen