438
16 APRIL 1973
19. bijlage nr. 133
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET VER
STREKKEN VAN EEN GEMEENTELIJKE GARANTIE VOOR EEN DOOR
DE R.K. JONGENSBOND VAN DE PAROCHIE VAN DE H. LAUREN-
TIUS TE BREDA TE SLUITEN GELDLENING TER REALISERING VAN
EEN AANTAL VOORZIENINGEN IN HET GEBOUW VIANDENLAAN
3 C. A.
De heer VAN OS: Het zal u misschien verbazen dat ik mijn bezwa
ren heb tegen dit voorstel. Nog groter zijn die bezwaren tegen de manier
waarop dit voorstel tot stand is gekomen. Ikzelf heb geen gelegenheid
onbenut gelaten te vragen om brandpreventieve maatregelen in het pand
Viandenlaan 3. Die voorzieningen kunnen er nu komen, maar het vreem
de is dat over deze voorzieningen -- ditzelfde geldt voor de andere din
gen die in het voorstel worden genoemd -- geen enkel overleg is gepleegd
met de gebruikers van het gebouw. Wij hebben hier te maken met een ge
compliceerde situatie. Het gebouw is van de R. K. Jongensbond, het is
verhuurd aan de gemeente, en de gemeente verhuurt het op haar beurt weer
aan de stichting die het gebouw moet exploiteren. Ondanks deze gecom
pliceerde situatie lijkt het mij volkomen logisch dat men, als men iets
aan het gebouw of aan het zijterrein gaat doen, overleg pleegt met de ge
bruikers van het gebouw. Dit is absoluut niet gebeurd. Wat betreft het zij-
terrein kan ik u nog zeggen dat ik ruim een jaar geleden bij de dienst
jeugd en sport ben geweest met een plan, gemaakt door de omwonenden
van het gebouw en gesteund door de stichting die het gebouw exploiteert.
Er is een heel vriendelijk gesprek gevoerd, maar er is daarna geen woord
meer vernomen van de zijde van de gemeente. Wat gaat er nu onder an
dere gebeuren met het geld, waarvoor wij vanavond een garantie verstrek
ken? Er wordt een manshoog hek met prikkeldraad om het terrein geplaatst.'
Dat nooit.' Het enige wat men daarmee bereikt, is dat het kapot wordt ge
maakt. Een dergelijk hek zal zeker niet aan zijn doel beantwoorden. Zo
zijn er vele punten op te noemen, detailkwesties, ook ten aanzien van de
brandpreventieve maatregelen. Het is mij gebleken dat de brandweer geen
rekening heeft gehouden met de wijzigingen, die inmiddels in het gebouw
zijn aangebracht. Men gaat uit van een tekening, waarop de situatie staat
zoals die niet meer bestaat. Het spreekt vanzelf dat dan ook de brandpre
ventieve maatregelen niet op de huidige situatie afgestemd kunnen zijn.
De stichting die het gebouw exploiteert heeft ernstige bezwaren te
gen deze gang van zaken; de klacht is geuit dat het "zo niet langer kan".
Wanneer de gemeente meent op deze manier met gebouwen dingen te
kunnen doen zonder enig overleg, moet de gemeente een dergelijk ge
bouw dan ook maar zelf exploiteren. Natuurlijk wil de stichting graag be
schikken over de bestemming van het geld, dat in dit voorstel genoemd
is, maar daarmee moeten dan wel de meest noodzakelijke dingen gedaan
worden. Dit is zeker niet het geval, als u mij niet kunt toezeggen dat een
gesprek tot stand kan komen over de bestemming van de middelen; dit ge
sprek zal gevoerd moeten worden met de gebruikers van het gebouw. Als
dit niet kan worden toegezegd, vrees ik dat ik tegen uw voorstel moet
stemmen, hoezeer dit mij verder ook ter harte gaat.
De heer VAN MERKOM: Wanneer zouden de brandpreventieve maat
regelen genomen kunnen worden? Is het mogelijk dwingend voor te schrij
ven wanneer brandpreventieve maatregelen getroffen dienen te worden?
Wethouder MANS: Ik heb begrepen dat de heer Van Os, ondanks het
feit dat hij gesteld heeft dat hij bezwaren heeft tegen dit voorstel, uitein-