16 APRIL 1973 444 merking kan komen. Dat is niet mogelijk, omdat deze zaak in de wo ningwet geregeld is. In de woningwet is geregeld dat verenigingen, ven nootschappen en stichtingen die uitsluitend of mede in het belang van de volkshuisvesting werkzaam zijn als toegelaten instituten worden erkend. Aan deze instituten worden speciale eisen gesteld en daartegenover staan ook speciale regelingen. In de artikelen 60 en volgende van de woning wet is de geldelijke steun geregeld, die aan deze instituten gegeven kan worden en in dit geval houdt dat in dat de gemeente een garantie kan ver lenen, waarvoor geen goedkeuring nodig is van gedeputeerde staten en wel ke garantie niet ten laste komt van het provinciaal volume. Zou een garan tie verleend worden aan een particuliere belegger, dan zou de provincie goedkeuring moeten verlenen en dan zou die garantie ook ten laste komen van het provinciaal volume. Op dezelfde wijze kan de particuliere bouwer belegger dus niet geholpen worden. Dit vloeit uit de woningwet voort. Wethouder VAN GRAAFEILAND: Ik weet niet of er een verplichting tot aansluiting op de wijkverwarming bestaat. Als die plicht bestaat en als men zich niet op de wijkverwarming wenst aan te sluiten, geschiedt dit onder het regime dat in november 1972 door uw raad is aanvaard; het is namelijk mogelijk onder bepaalde voorwaarden af te koppelen. De heer CRUL: Het is duidelijk wat de heer Van Dun bedoelt: de prijzen zijn afhankelijk van het totale project. De goedkopere woningen moeten dan eventueel de extra kosten van de dure opvangen. Het gaat in deze gewoon om de behoefte aan betaalbare woningen, in die zin dat iedereen ze kan betalen, en om de schaarste aan bouwgrond. Wij hebben in de raad steeds uitdrukkelijk gezegd dat er behoefte is aan betaalbare woningen voor iedereen. In Breda is reeds duidelijk een leegstand in de ze sector van huurwoningen; geconstateerd kan dus worden dat er op dit terrein slechts weinig behoefte bestaat. Op die manier wordt de bouw dus niet in dienst gesteld van het oplossen van de woningnood. Daar gaat het bij ons om. Daarnaast speelt natuurlijk de schaarste van de bouwgrond een rol. Aan het adres van de heer Van Caulil zou ik dan nog willen zeggen dat onze fractie er altijd op gestaan heeft duidelijk te maken dat wij voor iedereen betaalbare woningen moeten bouwen. Ik denk dat hij doelt op de kwestie van de Hoge Vucht; daar is echter duidelijk iets anders aan de or de. Daar is niet de vraag aan de orde óf men woningen wil bouwen, maar wS4r men ze wil bouwen. Mevrouw Willems komt hierop straks in verband met een ander voorstel nog terug. De heer Van Caulil "zat nu wel op de toer" van de heer Van Dun; dit was naar mijn mening daarstraks niet het geval. Ik weet niet of dit er iets mee te maken heeft. Wij zouden toch wel graag een bepaalde garantie van het college heb ben dat, als er nieuwe voorstellen in deze zin worden ingediend, duide lijk ook het alternatief van goedkope woningen in de studie wordt betrok ken. Als dat niet mogelijk is, moeten hiervoor duidelijke argumenten in het voorstel worden opgenomen. De heer SANDBERG: Ik heb in eerste instantie al gezegd dat ik dit voorstel niet aan de discussie wil ophangen. Uit het antwoord van de wet houder in eerste instantie concludeer ik echter dat in feite concurrentie vervalsing plaatsvindt, als een gemiddelde kleine bouwer niet diezelfde voorwaarden ten aanzien van de financiering kan krijgen. Ik vind de wo ningbouwvereniging niet het meest aangewezen orgaan om zulke wonin gen in die prijsklasse te bouwen. Dit probleem zou eens nader uitgediept moeten worden en ik zou de wethouder willen verzoeken dit eens in het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 444