450
16 APRIL 1973
Wethouder VAN DUN: De communicatie binnen het college betreft
in ieder geval niet dit voorstel, want ik kan mij niet herinneren dat de
heer Van Os ten aanzien van dit voorstel in welke afdeling dan ook één
vraag heeft gesteld. Ik geef deze vraag dus met genoegen via u aan de
heer Van Graafeiland door.
De heer Van Banning heeft gevraagd naar de aansprakelijkheid van
de gemeente in relatie tot de leegstand. Deze materie is enigszins com
plex. Naar de mening van het college zullen de woningen, die tegen de
ze huur, weliswaar verhoogd met de variabele kosten, aangeboden wor
den, niet lang leeg staan omdat daar een vrij grote markt voor bestaat
en ze bovendien uiteraard onder het regime van de huursubsidieregeling
vallen. Het probleem van leegstand doet zich voor bij een andere cate
gorie huurwoningen, namelijk de woningen die op het ogenblik een huur
van rond de 400, -- per maand opbrengen. Ik moet u zeggen dat dit op
het ogenblik zowel voor de bouwverenigingen als voor de gemeente een
grote zorg is; dit heeft ertoe geleid dat de bouwverenigingen aan het col
lege hebben voorgesteld de sociografische dienst een inzicht te doen ver
schaffen in het aantal huizen, dat in die huurprijsklasse vrijstaat.
De heer Van Banning heeft concreet gevraagd of wij als gemeente
enig risico lopen bij het opnemen van de clausule onder III. Dat is niet
het geval; wij lopen geen risico. Het toewijzingsbeleid blijft bij de bouw
verenigingen en wij mogen alleen kandidaten voordragen. Voor alle dui
delijkheid wil ik de heer Van Banning wél zeggen dat er in bepaalde ge
vallen door de gemeente aan de bouwvereniging vergoeding wegens leeg
stand betaald wordt, op die momenten dat wij kandidaten voordragen die
acceptabel zijn en die in relatie tot hun inkomen in de betreffende wo
ning gehuisvest zouden kunnen worden. Wij vragen dan of het mogelijk is
nog één of twee weken te wachten met de toewijzing, in verband met de
doorschuiving van bepaalde gevallen. Dén betalen wij aan de woningbouw
vereniging vergoeding voor leegstand, maar clausule III geeft in zijn al
gemeenheid geen aanleiding tot aansprakelijkheid van de kant van de ge
meente.
Wethouder VAN GRAAFEILAND: Het antwoord is: ja.'
De VOORZITTER: Zo goed is de coördinatie in het college.'
De heer VAN OS: Dit is een solistisch optreden.'
De VOORZITTER: Zo goed kunnen wij werken.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens conform het voorstel
van burgemeester en wethouders besloten, onder aantekening dat de heren
Von Schmid, Van Os, mevrouw Paulussen, de heer Crul, mevrouw Wil-
lems en de heer America geacht wensen te worden te hebben tegengestemd.
3V. CONTROLE-RAPPORTEN VAN GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIES.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming worden deze
stukken voor kennisgeving aangenomen.
35. bijlage nr. 149
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS MET BETREK
KING TOT DE BEGROTING 1972 VAN "HET OUDE MANNENHUIS"
TE BREDA.