454
16 APRIL 1973
menen wij dat nu zodanige maatregelen in een vergevorderd stadium
zijn genomen dat daar niet meer op teruggekomen kan worden. Wat
de andere twee punten betreft menen wij dat nu --de wethouder heeft
dit in de afdelingsvergadering onderschreven -- de gemeente alle mo
gelijkheden heeft in de stichtingsakte de wensen op te nemen, die in
deze raad geëtaleerd zijn. Dit kan zeker geschieden voor wat betreft
de openbaarheid van de vergaderingen, maar ook wat betreft het op
een bepaalde manier verslag uitbrengen aan de raad van de activiteiten
van de stichting. Die activiteiten van de stichting zouden in relatie moe
ten staan met de wijze waarop de gemeenschapsactiviteiten, die in de
raad steeds aan de orde zijn geweest, in het nieuwe Turfschip waar wor
den gemaakt. Wij zouden graag van u willen weten of die mogelijkheden
inderdaad aanwezig zijn. Er liggen in feite nog drie wensen op tafel: het
verantwoording afleggen over het beheer, de openbaarheid van de verga
deringen van de stichting en het meer greep hebben op de gemeenschaps
activiteiten. Gaat het tot de mogelijkheden behoren dat deze wensen op
een bepaalde wijze in artikel 6 van de statuten worden neergelegd? Het
is moeilijk hierover in de raad een beslissing te nemen; ik zou beslist niet
weten hoe dit geregeld moet worden. De wethouder zal natuurlijk onmid
dellijk namens het college aanvoeren dat de stichtingsakte een zaak van
het nieuwe bestuur van de stichting is. Wij kunnen alleen maar onze wen
sen etaleren. In de afdelingsvergadering is aan de orde geweest dat wij,
als wij dit zouden onderschrijven, ons enigszins van onze verantwoorde
lijkheid zouden ontdoen. Wij zijn namelijk feitelijk verantwoordelijk
voor het functioneren van de stichting, nu het college zelf het initiatief
voor het oprichten van de stichting heeft genomen. Aan de mensen, die
vanavond benoemd worden, kunnen wij niet direct de volle verantwoor
delijkheid geven. Ik zou het college dus dringend willen verzoeken de
mogelijkheden, die vanuit deze raad op tafel zijn gelegd, op de een of
andere manier in de stichtingsakte te verwerken.
De heer VAN BANNING: Wij zijn bijzonder teleurgesteld over het
feit, dat nu wederom het Turfschip ter sprake moet komen. De vorige
maal heb ik geïnformeerd naar de identiteit van de stichting en naar de
participanten; als ik het populair mag zeggen, gaan wij eigenlijk met
een club in zee waarvan wij in feite niet meer weten dan dat er gespro
ken is met een aantal in Breda bekende, achtenswaardige personen.
Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat deze achtenswaardige
personen met een onderneming in zee hebben willen gaan zonder dat zij
de consequenties daarvan volledig hebben overzien. Velen hebben in
het verleden gevraagd naar het contract, naar de participanten en naar
de onderhuurder. Deze vraagstelling blijkt achteraf toch zeker een be
paalde grond gehad te hebben. Het is teleurstellend dat wij dit moeten
vaststellen en dat een raad moet ervaren dat een weg, die wij aanvanke
lijk meenden te kunnen gaan bewandelen, niet gerealiseerd is kunnen
worden.
Wij staan nu weer voor een nieuw besluit en wij hebben het gevoel
dat wij niet veel anders kunnen doen dan het voorstel van het college
aanvaarden.
De vorige maal is ook gezegd dat de betrokkenen niet "a titre person
nel" zouden functioneren. Ik hoop dat zij nu wel "a titre personnel" ge
kozen gaan worden, dat wil zeggen dat het mensen zijn die blijken de
nodige kwaliteit te bezitten, die inzetbereid zijn en die de verantwoorde
lijkheid hebben om de nieuwe stichting straks in goede banen te gaan
leiden.
Er is ogenschijnlijk een stuk waarborg weggevallen, die wij van de