459 16 APRIL 1973 moment is de verantwoordelijkheid van ieder lid van het college identiek. De consequenties zijn naar de mening van de heer van Ban ning onvoldoende overwogen door de garanten. Ik heb de indruk dat hij daar wel gelijk in heeft. Bij ae uitvoering van het voor stel is aan de orde gekomen dat --en dit is gebleken vanaf het moment dat in juli een eerste epistel binnenkwam, met name toen het voorstel dat u op 4 januari is gepresenteerd op zeer essen tiële punten duidelijk daarvan afweek --de gehele exploitatie van het Turfschip een veel 'zwaardere kluif" was dan de heren in eerste instantie dachten. De heer von Schmid is van mening dat wij iedere keer iets verder verwijderd raken van hetgeen wij eigenlijk wilden bereiken. Ik kan niet helemaal begrijpen dat hij dat op dit moment stelt. Hij is er inderdaad op 4 januari niet bijgeweest, maar met betrek king tot een tweetal punten die zowel de heer van Os als de heer Crul aan de orde hebben gesteld is duidelijk aan de wensen van de raad tegemoet gekomen. Wij zijn de raad tegemoet gekomen in de richting van de verslaglegging; ik doel hierbij op het verslag dat in artikel 6-c is geregeld met betrekking tot het gevoerde beleid. Ik zal hier nog op terugkomen. Ten tweede zijn wij de raad tege moet gekomen met betrekking tot de wijze van samenstelling van het bestuur. Verder is er in dit voorstel niet zoveel essentieels gewij zigd dat men zou kunnen zeggen dat wij steeds meer van de kant afraken; daarom kan ik de opmerking van de heer von Schmid dan ook in genen dele onderschrijven. De heer Crul en de heer van Os zijn van mening dat er toch eigenlijk wel sprake is van een gemeentelijke stichting. Ik moet categorisch stellen dat dit niet het geval is; laten wij daarover geen enkel misverstand bestaan. Hier is sprake van een particu liere stichting. In de afdelingsvergadering is dat ook al eens aan de orde geweest en de afgelopen maandag was dat wederom het geval. Er is nog steeds verwarring omtrent de mate waarin een gemeente in staat is gemeentelijke stichtingen op te roepen. Ik kan u ver zekeren dat de gemeente daar nauwelijks enig recht toe heeft. Ik heb de gemeentewet meegenomen, waarin is geregeld wanneer dat mogelijk is. Het kan ingevolge artikel 228-a indien door gedeputeerde staten goedkeuring is verleend. In artikel 234 wordt nog het een en ander rond die goedkeuring geregeld, namelijk dat die goedkeuring niet wordt verleend dan indien deze vorm van behartiging van het openbaar belang daarvoor in verband met de aard van het belang bijzonder aangewezen moet worden geacht. Wij zijn van mening dat dit niet het geval is. Voor een gemeentelijke stichting zouden wij van gedeputeerde staten dan ook geen enkele toestemming heb ben mógen verkrijgen. Ik wil er ook geen enkel misverstand over laten bestaan dat er op voordracht van het college door de raad stichtingsbestuursleden worden benoemd; dit wil nog helemaal niet zeggen dat in die stichting wordt deelgenomen door de gemeente. Dit is een volstrekt particuliere stichting en dat moet ook zo blijven. Dit wilde ik zeggen wat betreft de formele kant van de stichting. Over de materiële kant zou ik wat korter willen zijn. Naar mijn mening hebben wij geen enkel misverstand laten bestaan over de vraag, in welke mate de gemeente betrokken moet zijn bij de exploitatie van zo'n congrescentrum. Van het begin af aan is van deze zijde van de tafel betoogd dat die bestuurlijke betrokkenheid

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 459