461 16 APRIL 1973 Rond de bankgarantie van de heer van den Boer kan ik erg wei nig opmerken. Dat is een aangelegenheid waar wij tot op dit mo ment nog niet helemaal mee rond zijn. Ik kan u overigens omtrent de overeenkomst met de pachter nog wel het volgende zeggen. Hij is bereid met de stichting op basis van de overeenkomst gemeente stichting een huurovereenkomst aan te gaan en hij heeft die bereid heid ook schriftelijk vastgelegd. Ik meen hiermede in eerste instantie alle vragen te hebben beantwoord. De heer VAN OS: De wethouder heeft andermaal geprobeerd ons duidelijk te maken dat een particuliere stichting de enige oplossing is. Wij moeten zelfs niet denken aan een functionele commissie ex artikel 61, onder meer omdat de gemeente en alles wat daarmee samenhangt niet geëquipeerd is om een dergelijke zaak te runnen. Nu vraag ik mij toch af of zo'n particuliere stichting, eventueel bestaande uit een aantal te goeder naam en faam bekend staande mensen, wél in staat is een dergelijk Turfschip te beheren. Dat zie ik niet direct in; de wethouder heeft daar ook geen argumenten voor aangevoerd. Ik meen dat in de tussenliggende periode best stappen hadden kunnen worden genomen om tot een deugdelijk functionele commissie te komen. Ik heb gemerkt dat het college en de VVD zeer teleurgesteld zijn over de afloop van het raadsbesluit van 4 januari en ik kan dat wel begrijpen. Ik hoop dat zij inzien dat men erg voorzichtig moet zijn met vrienden en relaties. Want, om de uitspraak van de heer Dees nogmaals te parafraseren, men heeft de kans dat zij de gehele hand pakken en één vinger teruggeven. De heer VON SCHMID: De wethouder heeft natuurlijk gelijk als hij stelt dat hij optreedt in overeenstemming met de besluiten van de raad; dat heb ik trouwens ook helemaal niet aangevochten, want het is zonder meer juist. Het is naar mijn smaak jammer dat de raad zich er steeds weer van laat overtuigen dat alles nog altijd goed gaat. Zoals de wethouder nu gesproken heeft, heeft hij eigenlijk iedere keer gesproken. Het voorstel was altijd goed en hij heeft al tijd argumenten aangevoerd, waaruit blijkt dat het eigenlijk onzinnig is te zeggen dat het niet juist is. U moet het mij dus niet kwalijk nemen dat ik, na enige ervaring op dit gebied, bepaald niet van mening ben dat de wethouder vanavond wél gelijk heeft. De heer QUADEKKER: Als u maar leest wat er uit de bus komt! De heer VON SCHMID: Dat lees ik nooit; nu maakt u mij toch even in de war! Ik dacht eigenlijk dat u het over de notulen had. De wethouder zegt dat ik hem ten onrechte verwijt dat er steeds een stukje afgaat, maar het is toch duidelijk dat het zo is. Anders zou de VVD toch ook niet teleurgesteld zijn over de afloop van het raadsbesluit van 4 januari? Wij hebben toch te maken met een ver slechtering ten opzichte van toen? Bovendien beschouw ik het ook als een stap terug dat de garanten zijn verdwenen. Daar kan de wet houder tegenover stellen dat er iets over de openbaarheid geregeld is, maar duidelijk is dat juist op het zakelijke vlak wel degelijk een teruggang te constateren valt ten opzichte van hetgeen de wet houder zich op 4 januari heeft voorgesteld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 461