16 APRIL 1973
462
Wat de wethouder verder zegt over de verhouding tussen de
garanten en de exploitant is moeilijk na te gaan, maar ik neem
wel aan dat zij vooral op zakelijke gronden van mening zijn ge
weest dat de kwestie te riskant was. Als zij namelijk wél voordeel
hadden gezien, waren zij natuurlijk wel doorgegaan. Dat lijkt mij
een vrij logische gevolgtrekking. Zij hebben dus gewoon geen enkel
voordeel gezien.
Wij hebben niet alleen te maken met een stichting zonder ga
ranten, maar bovendien krijg ik toch wel heel sterk de indruk dat
de stichting in feite helemaal vaart op het kompas van Maison van
den Boer. Wij zullen nog moeten afwachten in hoeverre het hier
om een zeewaardig schip gaat, maar ik ben blij dat de openbaarheid
geregeld is. Wij krijgen dan tenminste steeds op tijd nieuwe scheep-
vaartberichten, waarin de iets dalende situatie van het schip aan ons
wordt meegedeeld, zodat wij tijdig de eventuele drenkelingen van
boord kunnen nemen. Dat vind ik inderdaad een winstpunt, uit humaan
oogpunt geredeneerd.
De heer CRUL: Ik meen dat de heer von Schmid en dat is
vanuit zijn standpunt geredeneerd natuurlijk juist -- alleen de zake
lijke kant van de Turfschip-affaire belicht. Wij hebben steeds gezegd
dat wij, als het Turfschip maar zou voldoen aan de eis dat er onver
kort gemeenschapsactiviteiten in zouden kunnen plaatsvinden waar
door het in dienst zou staan van de gehele Bredase gemeenschap,
tevreden zouden zijn. Wij zouden daarbij de consequentie moeten
aanvaarden dat de exploitatie niet lonend is en dat er veel geld
bij zal moeten. Vanuit die opstelling hebben wij de zaak steeds
benaderd en wij zijn alleen in de voorafgaande studies niet toe
gekomen aan een onderzoek naar de vraag, wat het de gemeente
zou gaan kosten als de gemeenschapsactiviteiten daar onverkort zouden
plaatsvinden. Dat is nooit bestudeerd en het is ook nooit op tafel
gekomen. Ik heb hier met de heer van Loon nog eens een discussie
over gevoerd, maar wij zijn er ook in de commissie niet uitge
komen hoewel dit wel onze bedoeling was.
Wat het voorstel zelf en onze voorwaarden betreft heb ik van de
wethouder begrepen dat de verslaglegging iets anders in haar werk
zal gaan dan in de statuten van de stichting staat. Hij heeft gezegd dat
het verslag naar het college toekomt; daarna zal het verslag met een
preadvies van het college becommentarieerd aan de raad worden voor
gelegd. Dat hebben wij ook steeds gevraagd; vanuit die stichting moet
een duidelijke verantwoording tegenover het college en de raad wor
den afgelegd. Ik meen dat wij dit nu hebben vastgelegd, dit heb ik
althans uit de woorden van de wethouder opgemaakt.
Er is in deze raad al vaak over gediscussieerd wat het meenemen
door het college nu eigenlijk betekent. In de afdeling hebben wij daar
ook over gepraat. De wethouder neemt opnieuw mee naar de stichting
-- en ik denk dat hij daar niet ver voor behoeft te lopen; hij kan dat
in ditzelfde huis regelen -- dat de vergaderingen van de stichting
openbaar zouden moeten zijn. In feite meen ik dat dit meenemen
door ons vertaald zou moeten worden dat de openbaarheid van ver
gaderingen er komt, want de wethouder kan hier wel namens het
college op tafel leggen dat de stichting geen gemeentelijke stich
ting is -- dat is zij ook formeel niet --, maar de statuten worden
wel hier in het stadhuis opgemaakt en daarna met de nieuwe leden
van de stichting doorgenomen.