471
17 MEI 1973
44. bijlage nr. 194
Voorstel van burgemeester en wethouders tot het beschikbaar-
stellen van een krediet voor een onderzoek m.b. t. de ontwik-
kelingsfunctie.
45. bijlage nr. 196
Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verlenen van
een krediet t.b. v. voorbereidingswerkzaamheden invoering on
roerend goed belastingen.
Aanwezig: MEVR. W, J3GER-MIDDELBEEK, MEVR. E. M. VAN NES-
BRANDS, MEJ. M. L.A. PAULUSSEN, MEVR. J. A. W. VAN ROOIJ-
VAN DEN HEUVEL en MEVR. D. H. J. WILLEMS-VAN DOORN en de
heren P. L. E. AMERICA, L.A. M. VAN BANNING, H. BIEMANS,
H. BROEDERS, J. L. G. BROOIMANS, P. J. VAN CAULIL, C.J. CRUL,
D.J. D. DEES, J. P.A. VAN DUN, C.A. VAN DUIJL, F. P. M. FRO-
GER, J. G. W, GEENE, G. H. J. GIELEN, J. P. M. GOOS, J.A. VAN
GRAAFEILAND, A.M. JANSEN. P.M.J.F. X. KOERTSHUIS, A. B.
KRAMER, A. KROON, A. W. VAN LOON, DRS. J. H. H. MANS,
IR. H. J, VAN MERKOM, L. Ph. VAN OS, H.W.M. DE RAAFF,
G.A. ROOZEBOOM, JHR. R. G. P. SANDBERG, JHR, DRS. F.A.
VON SCHMID, DRS. J. H. SEVERENS. A, SPANJER, J. TAKS,
J. C.A.M. VEELENTURF en J.A, VAN DEN WIJNGAARD,
Afwezig zijn met kennisgeving de heren A. C. W. M. MENSEN en
J. H. M. QUADEKKER.
Voorzitter: de heer IR. W. J. L. J. MERKX.
Secretaris de heer DR. J. P. A. VAN DEN DAM.
De VOORZITTER opent de vergadering en spreekt het gebed uit,
waarvan de tekst is opgenomen in artikel 10 van het reglement van
orde vooi de vergaderingen van de raad,
Bericht van verhindering is binnengekomen van de heren Mensen
en Quadekker, De heren van Loon, Gielen en Biemans zullen later
ter vergadering komen.
Het woord is aan de heer Koertshuis voor een persoonlijk feit.
De heer KOERTSHUIS: Gaarne wil ik met betrekking tot de poli
tieke plaatsbepaling van mijzelf in deze raad een verklaring afleggen.
Deze verklaring luidt als volgt.
Vanaf heden zal de heer Froger niet meer mede namens mij
het woord voeren; dit geldt uiteraard ook omgekeerd. Hoewel ik
deze stap betreur, was deze voor mij toch onvermijdelijk. Oorzaak
hiervan is dat tussen de heer Froger en mij verschil van mening
is ontstaan omtrent een aantal erg belangrijke zaken. Eén van "de
voor mij meest zwaarwegende is de opvatting dat de heer Froger
een pertinent wantrouwen koestert ten aanzien van de raad en van