477
17 MEI 1973
burgemeester en wethouders normaal behandeld moet worden. Een
discussie over "pettenproblemen" mag best eens gevoerd worden,
maar dan apart en niet naar aanleiding van dit voorstel.
De heer VAN CAULIL: De heer Crul heeft nog helemaal niet
aangetoond dat er problemen ontstaan bij het uitbrengen van deze
adviezen. Daarom zal ik zijn orde-voorstel zeker niet steunen.
De heer VON SCHMID: Na de interventie van de heer Rooze-
boom wil ik er nog eens op wijzen dat de heer Crul de integriteit
van geen enkele persoon heeft aangetast. Hij heeft slechts gecon
stateerd dat er sprake is van een vermenging van verschillende ver
antwoordelijkheden.
De heer ROOZEBOOM: Dat is impliciet!
De heer VON SCHMID; Bij de heer Roozeboom misschien wel,
maar dat hoéft het helemaal niet te zijn. Ik kan niet zo snel be
oordelen of de heer Crul gelijk heeft, maar omdat er in ieder geval
twijfel bestaat verdient zijn orde-voorstel naar mijn mening steun.
Mevrouw JdGER-MIDDELBEEK: In het algemeen zijn wij geen
voorstanders van "dubbele petten". Bij bepaalde instellingen kan het
evenwel bijzonder nuttig zijn dat ambtenaren en directeuren van
diensten vanuit hun kennis een inbreng leveren. Ik heb het gevoel
dat de integriteit van bepaalde ambtenaren in het geding wordt
gebracht en daartegen heb ik zeer ernstige bezwaren. Het orde
voorstel wijs ik dan ook so-wie-so af.
De heer KROON.: Ik wijs het orde-voorstel volledig af. De
motivering van de heer Crul spreekt mij in het geheel niet aan.
Met mevrouw Jager en de heer Roozeboom heb ik alle vertrouwen
in de adviezen die zijn uitgebracht.
De heer VAN OS: Wij steunen het orde-voorstel van de heer
Crul. Het komt ons voor dat een aantal raadsleden om de problemen
heen loopt, omdat zij aangetoond willen zien dat de verwevenheid
van functies tot een verkeerde advisering heeft geleid. Daarom gaat
het nu juist! Juist door die verwevenheid van functies kan men niet
meer beoordelen of een advies al dan niet terecht is.
De heer FROGER: Ik ben tegen het orde-voorstel van de heer
Crul, om de doodeenvoudige reden dat ik de nood op het gebied
van de bejaardenhuisvesting primair stel. Zelfs al zouden de struc
turen van de adviserende instellingen helemaal verkeerd zijn, dan
nog beschouw ik dat op dit moment als een punt van ondergeschikt
belang.
De heer VAN BANNING: Met de heer Crul ben ik van oordeel
dat in dezen de nodige voorzichtigheid in acht dient te worden ge
nomen. De adviezen van de Plebaan van der Madenstichting zijn
echter door de voorzitter namens het bestuur ondertekend, naar ik
mag aannemen. Wanneer de andere leden van het bestuur het er
niét mee eens zouden zijn geweest, zouden zij het uitbrengen van
een dergelijk advies ongetwijfeld belet hebben. Mede daarom zal ik