483 17 MEI 1973 Willems, de heer Crul en ondergetekende zeggen "neen". Wij wen sen hiervoor geen verantwoordelijkheid te dragen. De Bredase bejaar den zijn niet gediend met deze gettovorming; zij zijn volwaardige burgers en horen in onze stedelijke samenleving thuis. Wij hebben de indruk dat er niet genoeg naar alternatieve oplossingen is ge zocht. Dat wij nogal wat bezwaren hebben tegen de uitgebrachte ad viezen, zal u na het orde-voorstel van de heer Crul wel duidelijk zijn. De heer AMERICA; Wij worden vanavond uitgenodigd een beslis sing te nemen over iets dat consequenties zal hebben voor 400 500 bejaarden gedurende de komende 50, 75 en misschien wel 100 jaar. Dit loont alleszins de moeite om even stil te staan bij wat wij van plan zijn te doen. De beslissing die wij moeten nemen houdt verband met een wijk die momenteel in het brandpunt van de discussies staat. Ik hoop dat wij snel indringend zullen kunnen spreken over de leefbaarheid van Breda-noord. Voorafgaande aan die fundamentele discussie gaan wij een aantal bijzonder ingrijpende beslissingen nemen voor deze wijk. Ik vraag mij af of het college wel begrijpt wat er aan de hand is. In bijlage 132 wordt gewag gemaakt van het bouwen van een woon- centrum voor bejaarden; in bijlage 195 wordt gesproken over 237 bejaardenwoningen. Men wil het doen voorkomen alsof er geen enkel verschil is tussen het een en het ander. De Plebaan van der Maden- stichting staat duidelijk het bouwen van woningen voor ogen, aange paste woningen voor bejaarden. Als zodanig passen deze woningen niet in het plan voor bijzondere bebouwing. Het bestemmingsplan zou gewijzigd moeten worden, maar ik pleit ervoor deze herziening van net bestemmingsplan niét te realiseren, zeker niet nu deze wo ningen ook nog uitgevoerd zullen worden in de vorm van hoge flats. Op die plaats zou wél het dienstencentrum gebouwd mogen worden. Dat dienstencentrum is op die plaats echter niét nodig, als de be jaardenwoningen er niet gebouwd worden. Ik ben een sterk voorstander, niet van één, maar van een aantal dienstencentra in de stad; ik zou Breda-noord graag de primeur willen geven, maar dan niet aan de rand van die wijk, maar middenin het centrum, waar de wijk gaat leven en waar de bejaarde in de pas geopende bibliotheek zijn Krant of boek kan lezen, waar hij in een gewoon postkantoor zijn postzegels kan kopen, waar hij gewoon naar de kapper kan gaan, waar hij in de winkel zijn inkopen kan doen en waar hij op donderdagmorgen naar de markt kan gaan. Als wij dit voorstel aannemen, wordt hem dit alles echter ontnomen; hij wordt aan de rand van de wijk gezet, door waterpartijen omsingeld, er is nog net één weg opengehouden via welke hij dat deel van die wijk kan ontvluchten. In dié wijk worden 400 a 500 bejaarden op elkaar gestapeld! Dat zegt iets over onze visie op het bejaard-zijn. Bejaarden zijn mensen; zij hebben niet meer dezelfde be hoeften als vroeger, zij zijn bijzonder sterk aan veranderingen onderhevig. Ik vind het bijzonder triest dat er nu een dergelijk plan ontwikkeld is, waardoor hun de mogelijkheid wordt ontnomen aan het vitale leven te participeren. Wij stoten ze uit het arbeidspro ces en wij gaan ze ook nog aan de rand van een wijk opstapelen, los van de voorzieningen die Breda-noord heeft.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 483