498 17 MEI 1973 jammer dat de wethouders daarbij nooit aanwezig zijn, want er groeit daar een democratisch denken dat ik zo nu en dan mis in de antwoorder van bepaalde wethouders. Als de Star, zij het laat, met een afwijzend advies komt, lijkt het mij zinnig het voorstel nog even terug te nemen om ook dat afwijzende advies nog te kunnen verwerken. Wat hebben on gevraagde adviezen anders voor nut? Door het antwoord van de wethouder ben ik in het geheel niet over tuigd. Ik ben dan ook van mening dat het voorstel verworpen zal moeten worden. Het verheugt mij dat ook het college heeft ingezien dat de mo tie van de V. V.D. eigenlijk niet veel voorstelt, behalve als daarin de wijzigingen worden aangebracht die ik al eerder heb voorgesteld. Mevrouw VAN NES-8RANDS: De wethouder heeft ons uitvoerig mee gedeeld dat het uitgangspunt van het college het voorbereidingsbesluit is. Niemand heeft daaraan getornd; wij zijn er allen mee akkoord gegaan dat de bestemming van het plan aan de orde is. Ik geloof dan ook niet dat wij over andere dingen hebben gepraat dan waarover het voorstel feitelijk handelt. Zowel de heer Kroon als wethouder Van Dun heeft bezwaar gemaakt tegen mijn opmerking met betrekking tot de gettovorming. Het mag zijn dat dit woord de beide heren niet al te aangenaam in de oren klinkt; ik heb het in eerste instantie geplaatst in het kader van de huisvesting van bejaarden en niét in het kader van de Hoge Vucht als zodanig. Ik heb duidelijk gezegd dat een dergelijke grote concentratie van bejaarden waar dan ook tot gettovorming zal leiden. Over de grond in de binnenstad heb ik een kleine woordenwisseling gehad met wethouder Van Dun. Ik ben bang dat wij wat dit betreft niet tot overeenstemming zullen kunnen komen, omdat wij iedere keer toch weer over verschillende dingen praten. Nog steeds ben ik van mening dat wij via ons beleid bezig zijn de'bejaarden uit de binnenstad te jagen. Er worden ons telkens voorstellen tot sloop van panden in de binnenstad voor gelegd. In die woningen wonen vaak oudere mensen, die een andere huis vesting moeten hebben. Het lijkt alleszins in de rede te liggen dat zij straks in Geeren-noord gehuisvest zullen worden. Dat is een trend waar ik graag tegenin zou willen gaan, maar alle plannenmakers struikelen daarbij over de grondprijzen die in de binnenstad opgeld doen. Dat blijkt ook wel, an ders zouden grote stukken grond niet zo lang braak blijven liggen. Hierop wil ik later graag nog eens terugkomen. De heer AMERICA: Het is mij opgevallen dat het college het blijk baar niet zo prettig vindt dat er deskundigen in de gemeenteraad zitten. Ik geloof dat u dit moet beschouwen als het mondiger worden van de raads leden. De steeds mondiger wordende raadsleden hebben steeds meer be hoefte aan informatie, die zij graag vroeg krijgen. In dit verband wil ik een relatie leggen met de stedebouwkundige adviesraad. Wethouder Van Dun heeft gezegd dat de stedebouwkundige adviesraad pas de vorige week tot een afwijzend advies heeft besloten. Het advies is te laat binnengeko men, zei hij. De leden van de raad hebben echter ook pas maandagmorgen stukken ter inzage gekregen die zij nodig hadden ter beoordeling van dit voorstel. Ik hoop dat het college hiermee in den vervolge ook rekening zal willen houden. Zulke belangrijke stukken mogen zeker niet meer in de leeskamer gelegd worden; wij moeten ze rustig thuis kunnen bestuderen. De antwoorden die wethouder Van Dun pleegt te geven op opmerkin gen vanuit de raad vind ik wel eens merkwaardig. Vanavond heb ik hem helemaal niet kunnen volgen; waarschijnlijk is hij erin geslaagd mij zó in de war te brengen, dat ik niet eens meer weet wat hij precies over het gemeenschapshuis heeft meegedeeld. In het besluit dat wij vanavond ne-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 498