49
18 JANUARI 1973
vestigingsplaatsen, de werkgelegenheid, de reeds genoemde inspraak
procedure, het besluit van gedeputeerde staten uit 1971 en de considerans
die tot dat besluit heeft geleid.
Met betrekking tot de vestigingsplaatsen merken wij het volgende
op. Op dit moment schijnt de mogelijke vestiging van de tweede lucht
haven in de Markerwaard, vooral gezien het aangegeven alternatief,
namelijk het ontmantelen van Schiphol een lichte voorkeur te hebben.
Het is een bekend feit dat Schiphol grote groepen burgers op verschillen
de plaatsen veel overlast bezorgt. De acties om aan die overlast een halt
toe te roepen worden de laatste tijd steeds talrijker. Bij het lezen van de
commentaren van deze actiegroepen valt op dat de betrokkenen zich
reëel in hun welzijn bedreigd voelen. Wij zijn van mening dat wij bij
de ontwikkelingen die leiden tot de stichting van een tweede nationale
luchthaven met die commentaren rekening dienen te houden. De moge
lijkheid van een vestigmg in West-Brabant doet verder enigszins onwaar
achtig aan, wanneer tenminste de voorhanden zijnde informatie over de vestiging
van een luchthaven in Sint Niklaas in België op waarheid berust. Volgens de in
lichtingen die ons zijn verschaft, zou het bij het doorgaan van die vestiging al
leen al om vliegtechnische redenen onmogelijk zijn een tweede luchthaven in
West-Brabant aan te leggen. Ongetwijfeld zal er over dat punt echter op lan
delijk niveau overleg worden gevoerd.
Vervolgens de werkgelegenheid. Met de uitvoering van het Moer
dijk-project, de Reimerswaalplannen en de tweede luchthaven zou er aan
Brabant zeker een economische impuls worden gegeven. De gevolgen
daarvan zijn op dit moment echter moeilijk te overzien. Uit tal van
overzichten blijkt dat de arbeidsreserve onvoldoende is om deze drie
projecten uit het bestaande arbeidspotentieel in Brabant te bemannen.
Daarom zal men onzes inziens voorzichtig moeten zijn. Het effect op
de werkgelegenheid van de vestiging van een luchthaven zou volgens'
een deel van de P, A, K, -fractie inderdaad gunstig kunnen zijn. Verder
zou het ook van invloed kunnen zijn op de uitbreiding van mogelijkhe
den voor voortgezet en hoger onderwijs. Dit is echter de mening van
slechts een deel van de fractie. De gegevens die op dit terrein beschik
baar zijn, zijn dermate onvolledig dat daaruit nog slechts zeer voorzich
tige conclusies kunnen worden getrokken.
De inspraak van de burgerij. Onze fractie is van mening dat koste
wat kost moet worden voorkomen dat, bijvoorbeeld door het slepend hou
den van de standpuntbepaling of andere oorzaken, de mogelijkheid ont
staat dat er over deze zo belangrijke zaak een beslissing wordt genomen
door slechts enkele personen of instanties. De uitspraak in uw nota dat
"inspraak toe te juichen is, doch gepaard moet gaan met deskundigheid",
vinden wij op zichzelf wel juist, maar desondanks gevaarlijk. Die zou
namelijk de indruk kunnen wekken dat alleen deskundigen zijn geroepen
tot het leveren van inspraak, terwijl het naar de mening van onze fractie
in deze kwestie juist van uitermate groot belang is dat de burgerij reële
inspraak krijgt. De deskundigen zullen zich in dienst moeten stellen
van niet-deskundigen, om hen zich een goed oordeel te kunnen laten
vormen. Wij zullen graag van het college vernemen hoe het over dit
standpunt van onze fractie denkt.
In de voorbereidende fase tct aan de politieke beslissing, waar
wij nu. aan toe zijn, is het van belang dat door studies op het gebied
van de gevolgen voor het milieu, de werkgelegenheid en de infrastruc
tuur die informatie beschikbaar komt die nodig is om met behulp van
een goed gestructureerde inspraakprocedure tot een afgewogen standpunt
bepaling te komen.