500 17 MEI 1973 bejaardentehuizen, Is er in het kader van de stichting van het diensten centrum nog overleg gepleegd met de Opbouwraad Breda-noord? De VOORZITTER: Dames en heren. Het college heeft zich in de pau ze van de vergadering beraden op de merites van de ingediende motie. Ik wil u graag nog eens vertellen hoe wij ons tegenover deze motie opstellen. De motie vraagt om een nota Huisvesting Bejaarden, Wethouder De Raaff heeft namens het college duidelijk toegezegd dat die nota in septem ber tegemoet kan worden gezien. Vóór de maand september zullen de raad geen voorstellen van deze aard meer bereiken. De volgende besluiten met betrekking tot de bejaardenhuisvesting kunnen derhalve gebaseerd zijn op de nota Huisvesting Bejaarden. Het college wil dat het voorbereidingsbesluit in déze zitting van de raad behandeld wordt. Ik geloof dat er nu geen verschil van opvatting meer kan bestaan over de bedoelingen van het college. Aan de intentie van de motie is voldaan. De heer AMERICA: Het is mij niet helemaal duidelijk. De heer Kroon heeft zojuist verteld dat een aantal plannen zich reeds in een vergevorderd stadium van voorbereiding bevinden. Hebben wij nu in september, tege lijk met die nota, dergelijke voorstellen te verwachten? De VOORZITTER: Dat is niet gezegd. Wij zullen in juni en in augus tus geen voorstellen doen, (De heer Biemans komt ter vergadering) De heer VAN DUN: Mevrouw jager heeft gevraagd of het college zijn invloed zou kunnen uitoefenen om de bushalte van de B. B. A. te doen rea liseren. Het college heeft zich mede op advies van de projectgroep laten verleiden om dit stuk bij de raad in te dienen. In het advies van de pro jectgroep is om die bushalte gevraagd. Wij kunnen de vraag van mevrouw jager dan ook met "ja" beantwoorden. Dat betekent niét dat de bushal te er ook zonder meer zal komen; de financiële repercussies zullen zeker nog nader bestudeerd moeten worden. Ik ben blij dat mevrouw Van Nes vanavond geen discussie wil aangaan over het wegdringen van de bewoning in de binnenstad op basis van een commerciële prijs-setting. Op een later tijdstip wil het college daarover graag met de raad van gedachten wisselen. De opmerkingen van mevrouw Paulussen en van de heren Jansen, Von Schmid en America hebben enerzijds betrekking op het wel en wee van de stedebouwkundige adviesraad, anderzijds op een aantal uitspraken mij nerzijds over de appreciatie van de raad en anderen met betrekking tot de rapportage rond de Hoge Vucht. Over de stedebouwkundige adviesraad bestaat geen verschil van me ning. De appreciatie van het college in de richting van de stedebouwkun dige adviesraad is bijzonder groot. De contacten van het college met de stedebouwkundige adviesraad zijn goed. Er doen zich evenwel een aan tal problemen voor, zoals de exacte taakstelling van de Star. Ik moet eerlijk bekennen dat het college daar nog niet uit is, maar de Star zelf óók niet. In de taakstelling van de stedebouwkundige adviesraad wordt duidelijk bepaald dat hij zich bezighoudt met uitgangspunten van ruim telijk beleid. Als zodanig heb ik namens het college tegen de Star ge zegd dat hij in dit probleem geen taak had. Of ik daarin gelijk heb, is vers twee. De Star heeft dit erkend; hij schrijft: "Hoewel dit geen zaak is waarover wij het college adviseren, menen wij een ongevraagd advies

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 500