505 17 MEI 1973 De heer SEVERENS: Ik sluit mij bij de vorige sprekers aan. Uiter aard kan ik niet beoordelen welke berekening exact is. De brief van het comité heeft wat dat betreft twijfels opgeroepen. Kan de gemeente niet overwegen enkele buitenstaanders in te schakelen, die een advies kunnen uitbrengen over een redelijke afkoppelingsprijs? De heer AMERICA: Ik kan mij voorstellen dat wij het eenmaal ge nomen besluit moeten handhaven, behalve als er rekenfouten zijn ge maakt. Overigens vind ik het merkwaardig dat hier sprake is van een vast bedrag. Ik zou graag een berekeningswijze willen toepassen, waar door het bedrag na verloop van jaren steeds minder wordt, zodat de be woners ten minste de kans krijgen ooit van die ellende verlost te worden. De heer VAN GRAAFEILAND: Dit voorstel is de vorige maand aange houden, omdat er een procedurefout was gemaakt, die inhield dat het verslag van de tweede vergadering tussen het ENWA en het comité niet tijdig aan het comité was toegezonden. Op 14 mei hebben wij nu een vrij uitgebreide reactie ontvangen. Uit de brief heeft men kunnen opma ken dat de heer Hart, die deze zaak vanuit het ENWA begeleidt, een aantal malen nadrukkelijk om een reactie heeft verzocht. Die reactie is gekomen vlak voor de raadsvergadering. De reactie als zodanig houdt in feite een herhaling in van de proble men die ofwel in de tweede nota zijn geregeld, ofwel onderwerp van be spreking hebben uitgemaakt tussen het comité en het ENWA; men heeft alleen geen akkoord kunnen bereiken. De heer Hart krijgt nogal wat be langstelling in de reactie van het comité. Hij kan zich echter niet an ders opstellen dan hij gedaan heeft, omdat ook hij gebonden is aan het uitvoeren van een raadsbesluit. Als het comité van mening is dat men niet rechtvaardig wordt be handeld, indien de raadsbesluiten worden uitgevoerd, staan de geéigende kanalen open om het ongenoegen te tonen. Wat dat betreft leven wij in Nederland in een vrij redelijke rechtsstaat. De heer Jansen heeft gezegd dat het hem op dit moment nog niet mo gelijk is een oordeel te vellen. Naar aanleiding van de brief van het co mité van 14 mei is in allerijl een commentaar opgesteld, waarvan de raad uiteraard nog geen kennis heeft kunnen nemen. Uit dat commentaar blijkt dat er geen enkele reden is om de besprekingen ten aanzien van de ze punten weer te heropenen, omdat het vrijwel allemaal herhalingen betreft van problemen die al aan de orde zijn geweest en waaromtrent men niet tot overeenstemming kon komen. Vanzelfsprekend kan ik de gedach- tengang van de heer Crul terzake geheel onderschrijven. Dat het bewijs is geleverd dat er met een grenzeloze willekeur is ge handeld, onderschrijf ik uiteraard niet. Er is helemaal niet met een gren zeloze willekeur gehandeld; er wordt alleen een aantal criteria gehan teerd die in november door de raad zijn goedgekeurd en die de basis vor men van ieder afkoppelingsvoorstel waarmee welk comité dan ook op de proppen komt. De criteria zijn van dien aard dat het bedrag dat voor af koppeling betaald moet worden glijdend is, d. w. z. dat alle elementen van vaste bedragen, waarvoor in de loop van een jaar is betaald, uiter aard in mindering worden gebracht op de afkoopsom. Noch in het voorstel van november, noch in het preadvies dat de raad nu wordt voorgelegd wordt enig bedrag genoemd. De bedragen zijn overi gens juist. De criteria hanterend, zal door deze mensen 5, 300, -- be taald moeten worden, wil men voorkomen dat de andere burgers van Bre da met deze afkoppeling te maken krijgen. De berekeningen die de basis hebben gevormd voor de afkoppeling

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 505