511 17 MEI 1973 ming die, zoals regelmatig blijkt, een aantal bijzonder belangrijke ele menten heeft bevat. De bezwaren van DS'70 zijn besproken; ik geloof dat wij het in de afdeling aardig met elkaar eens zijn geworden. Het is misschien moge lijk dat er een computerprogramma opgesteld kan worden, waarin de "aan name" van de hoeveelheid warmte die in een wijk wordt gestuurd bepaald kan worden, maar ik zie het niet. De heer Jansen heeft gevraagd of wij deze problematiek te zijner tijd bij de tweede enquête willen meenemen. Dat wil ik graag toezeggen. De heer Van Os is ervan uitgegaan dat het onbemeterd leveren van warmte leidt tot een stijging van het verbruik. Uit de gegevens die door het bedrijf worden bijgehouden met betrekking tot wijken waarin wèl en niét bemeterd wordt, blijkt dat niet. Er schijnt geen enkele relatie te bestaan met het al dan niet bemeteren, als het gaat om de totale warmte- afgifte. Mijns inziens is het door middel van een betere isolatie van de huizen zeker mogelijk het energieverbruik te verminderen. De heer Van Os heeft een populaire rekensom gemaakt die desalniet temin onbegrijpelijk is. Er zijn wijken waarin bemeterd wordt, er zijn an dere wijken waarin niét bemeterd wordt. Op het centrale ketelhuis zijn een aantal groepen aangesloten. Per groep wordt gemeten hoeveel calorie ën een wijk, of een deel van een wijk, worden ingestuurd. Waar een warm- temeting via metertjes plaatsvindt, wordt het totale verbruik verdeeld. Waar niet bemeterd wordt, wordt het totale verbruik omgeslagen over de wooneenheden, rekening houdend met de grootte van de huizen. De berekening van de heer Van Os begrijp ik niet helemaal; misschien kan hij er in tweede instantie op terugkomen. Aan een milieuverwarming via open ramen en dichte deuren hebben wij momenteel niet zoveel be hoefte. De heer VAN OS: En de radiatoren aan.' De heer VAN GRAAFEILAND: Ja, dat moet dan wel. Uit de cijfers blijkt evenwel met dat er zo'n duidelijke relatie valt aan te tonen. De heer America heeft zich afgevraagd of het besluit met betrekking tot Geeren-noord in een later stadium nog teruggedraaid zou kunnen wor den. Het is wèl mogelijk, maar het is zeker niét de bedoeling. De en quête heeft uitgewezen dat men in de laagbouw in Geeren-noord overwe gend de voorkeur geeft aan onbemeterde warmte. Via deze enquête heb ben wij een middel tot inspraak geschapen voor eenieder met een respons van 94%, Wij doen wat de meerderheid in deze wijk van ons verlangt. Bij de volgende enquête kunnen wij de wijk Geeren-noord in de hele onder- zoek-methodiek meenemen, zodat wij kunnen zien in hoeverre de mensen die aanvankelijk tegen het afschaffen van de meters waren dat nu nog zijn. Tevens kan dan geconstateerd worden in hoeverre de warmte-afgifte in die wijk is toegenomen. De heer JANSEN: Ik dank de wethouder voor zijn toezegging. Ik hoop dat er in de toekomst wat meer mogelijkheden zullen zijn, zodat er een bevredigende oplossing kan worden bereikt. De heer VAN OS: Volgens de wethouder is niet duidelijk aangetoond dat het leveren van onbemeterde warmte een verschil te zien geeft in het energieverbruik. Als voorbeeld daarvoor heeft hij de vergelijking tussen twee verschillende wijken aangevoerd. Ik geloof dat zo'n vergelijking niet goed is. Men zou het verbruik in een bepaalde wijk moeten meten terwijl er bemeterde warmte wordt geleverd om daarna in diezelfde wijk het ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 511