523 21 MEI 1973 heen. Dat is namelijk onze grote angst, dat er weer zoiets gebeurt. Toen hebben wij het tegen kunnen houden, maar dit keer lukt dat misschien niet. Dat is waar het in wezen om gaat. De VOORZITTER: Ik heb u uitdrukkelijk gewezen op de consequen ties van dit voorstel en ik geloof dat daarover geen verschil van mening kan bestaan. De heer DEES: Ik heb de term "schot voor de boeg" gebruikt, maar ik heb daar uitdrukkelijk bij gezegd dat wij op dit moment niet in staat zijn die bejaardenhuisvesting in kwantitatieve en kwalitatieve zin te be oordelen. Wanneer het college in dit standpunt geen aanleiding ziet en dat is blijkbaar het geval, gezien het voornemen een bouwvergunning te verlenen -- de bouwvergunning alsnog te toetsen aan de criteria die eventueel uit de nota bejaardenhuisvesting naar voren komen, hebben wij er toch wel bezwaar tegen met dit voorstel mee te gaan, al betreuren wij dat in hoge mate. De heer SEVERENS: Ik heb bezwaren tegen een onderdeel van uw voor stel, namelijk voorzover het betreft het afgeven van een vergunning voor de bouw van een verzorgingsflat, en wel om de volgende reden. Een ver antwoorde beslissing is niet mogelijk, een visie op het bejaardenhuisves tingsprobleem is er niet, een behoorlijk idee over de spreiding hebben wij niet, het vraagstuk van de behoefte is onbekend, enz. Deze zaak is zon der meer te belangrijk om op basis van goed vertrouwen een ad hoe be slissing te nemen. De VOORZITTER: U moet straks wel even bepalen wat u op grond daarvan met het hele voorstel wilt doen, want dat komt aan de orde. De heer FROGER: De wethouder heeft mij niet volledig geantwoord. Mijn vraag was of er een plan is ontstaan min of meer in relatie met de toezegging dat het bestemmingsplan zou worden gewijzigd. De VOORZITTER: Hiermee is de discussie gesloten. Er zijn voldoen de stemverklaringen afgelegd; er is zelfs op gepaste wijze van de gelegen heid gebruik gemaakt om nieuwe vragen te stellen. Ik zou de wethouder willen vragen of hij naar aanleiding van hetgeen tot nu toe is gezegd nog een mededeling wil doen, of dat hij van mening is dat er voldoende toe lichting is gegeven. Wethouder VAN DUN: Ik vind het wel correct de vraag van de heer Froger, die niet beantwoord was, alsnog te beantwoorden. Verder zou ik graag met de heer Dees nog langer willen discussiëren, maar het reg lement staat nu eenmaal geen derde termijn toe. De heer Froger kan ik zeggen dat het bouwplan aan de gemeente is aangeboden, zoals men kan zien in het preadvies van het college. Het college heeft daarop de verplichting op zich genomen een voorbereidings- besluit aan de raad voor te leggen. De heer FROGER: Nee, dat was mijn vraag niet. Mijn vraag was of dat bouwplan tot stand was gekomen naar aanleiding van de toezegging dat het bestemmingsplan zou worden gewijzigd. Wethouder VAN DUN: Nee, andersom.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 523