529 21 MEI 1973 voor de eerste maal is dat er een raming voor de groenvoorziening is op gevoerd, het is wel een feit dat er in het voorstel een bedrag van 100. 000, - -is gevraagd voor een nog aan te gane verplichting. U er- ent dat deze voorlichting niet juist is geweest, naar de toestand van no vember 1972 zou de opdracht tot uitvoering niet zijn gegeven. Het is naar mijn mening ook irrelevant of er eerder al of niet opdrachten zijn gege ven dan dat er kredieten zijn verstrekt voor het uitvoeren van groenvoor zieningen. Het is wel duidelijk dat er na 1 december 1972 door iemand een opdracht is verstrekt voor het maken van voorzieningen tot een groot bedrag, zonder dat hiervoor een door de raad goedgekeurd krediet is ver leend. Dit geschiedde voor een werk dat voorzover ik kan nagaan niet ur gent is, t. w. groenvoorzieningen in de omgeving van regeneratiebassins voor afvoerwater van de stad Breda en wel op plaatsen waar geen of na genoeg geen bevolking is en waar de situatie zelfs voor het passerende ver keer nauwelijks te overzien is. Dat ik met deze opmerking gelijk heb, leid ik ook af uit het feit dat iemand van agrarische afkomst het wel had geconstateerd, maar het zijn altijd de uitzonderingen die de regel beves tigen en ik neem dan ook aan dat die regel juist is. Voorts merk ik op dat het kennelijk mogelijk is dat -- ik kan mij al thans niet aan die indruk onttrekken -- instanties of ambtenaren opdrach ten kunnen geven tot het doen van kapitale uitgaven voor zaken waarvan zij de urgentie ten opzichte van andere objecten in het kader van de fi nanciële situatie van Breda moeilijk kunnen meten, althans dat zij zich -- ik herhaal: dit is mijn indruk -- van de draagwijdte van hun handel wijze minder bewust zijn. Teneinde te kunnen toetsen of mijn indruk juist is en meer nog teneinde niemand onrecht te doen, zal ik hierover gaarne het oordeel van het college vernemen. De nogal simpele voorstelling van zaken, zoals in dit agendapunt gegeven, komt kort samengevat hierop neer. In november 1972 was de opdracht nog niet gegeven. Vroeger heb ben wij in het bestek al eerder een post terreinvoorzieningen opgenomen. Door de langdurige voorbereiding van het raadsvoorstel moest het kosten- voorstel echter worden gewijzigd. Ik moet eerlijk zeggen dat ik deze ar gumenten onvoldoende vind. Ik zou het bijzonder op prijs stellen als het college antwoord zou willen geven op de navolgende vragen. Heeft inderdaad de vierde alinea van het voorstel inzake de onder handse aanbesteding van het werk, waarop ook de goedkeuring van de hoofdingenieur-directeur is verkregen, iets te maken met de opdracht tot het aanleggen van groenvoorzieningen tot een bedrag van 100. 000, --, op grond van een opdracht, na 1 november 1972 gegeven? Deelt het college de mening dat het bedrag van 60. 000, --, zijnde de kostenoverschrijding op grond van loon- en prijsstijgingen, niets uit staande heeft met het geschrapte bedrag van 100. 000, -- wegens de re centelijk uitgevoerde groenvoorzieningen? Indien het college deze opvatting deelt, wat is dan de strekking van de aangehaalde argumenten? Op welke motieven acht het college het aanbrengen van groenvoor zieningen dermate urgent dat die thans moeten worden uitgevoerd? Wie of welke instantie is tenslotte verantwoordelijk voor het verstrek ken van de opdracht, zonder dat de raad daaraan goedkeuring heeft ver leend en een daartoe strekkend krediet heeft gevoteerd? De heer VAN OS: Ik heb al meermalen gememoreerd dat wij in de ze raad nog wel eens lang willen praten over kleine bedragen. Als het nu usance gaat worden dat u de grote bedragen uitgeeft voordat ze zijn goed gekeurd, lijkt het mij voldoende dat wij eenmaal per jaar bij elkaar ko men om te kijken wat u nu allemaal weer hebt uitgegeven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 529