531 21 MEI 1973 100. 000, -- weg; dat is geen aan te gane verplichting meer, maar een aangegane verplichting uit hoofde van het feit dat een deel van het kre diet al door de raad is goedgekeurd. Ik hoop dat ik hiermee enig inzicht heb verschaft in wat er nu precies aan de hand is. Vervolgens kom ik aan de vragen van de heer Van Banning. Hij vraagt of de vierde alinea van het stuk iets te maken heeft met de problematiek die hier aan de orde is. Dat is inderdaad het geval, want zoals men weet volgen wij bij dit soort kredieten het systeem van het uitnodigen van aan nemers, onderhandse aanbesteding dus, de raadsafdeling voor openbare werken gehoord. Op 7 september 1972 is de afdeling ermee akkoord ge gaan dat er drie aannemers worden uitgenodigd het plantmateriaal aan te brengen. Als zodanig is er dus een uitdrukkelijke relatie tussen die vierde alinea en het probleem van de 100. 000, --. De heer Van Banning vraagt vervolgens wat naar de mening van het college de strekking is van het geheel. Ik meen dat ik dat in mijn inlei ding al duidelijk heb gemaakt. Op de vraag of het aanbrengen van de groenvoorzieningen urgent is, moet ik antwoorden dat het in het kader van de totale kredietverlening, zoals het project is bedoeld, inderdaad urgent is. Als de heer Van Banning dezelfde opmerking zou hebben ge maakt in november of december 1972, hadden wij die 100. 000, -- nog kunnen schrappen, als de raad daarop had gestaan. Ik wil de heer Van Banning natuurlijk niet verwijten dat hij te laat komt, dat zou bij zonder onzindelijk zijn, maar anderzijds moet ik hem confronteren met het feit dat de raad het krediet heeft goedgekeurd en dat het geld is uit gegeven; de totale kredietoverschrijding bedraagt 60. 000, --. Het is duidelijk dat het college van burgemeester en wethouders ver antwoordelijk is voor de opdracht. Ik meen dat ik hiermee in het kort de zakelijke aspecten van de vragen van de heer Van Banning heb behandeld. De heer VAN BANNING: Ik ben het eens met de wethouder wanneer hij zegt dat het een ingewikkelde zaak is. Overigens is er geen sprake ge weest van een overval techniek, want ik meen dat de wethouder wel onge veer wist waarop mijn bezwaren waren toegespitst. Ik moet zeggen dat ik, zij het niet wat betreft zijn opmerking over de complexiteit van deze zaak, het antwoord van de wethouder nogal onbevredigend vind. Er is, zo als de wethouder zegt, al eerder een post opgenomen voor het doen van uitgaven inzake terreinvoorzieningen, waarbij niet met name is genoemd de aanleg van groenvoorzieningen. Bij het voorstel dat wij de vorige keer hebben behandeld was een duidelijk overzicht gevoegd, waarin stond dat er nog 100. 000, -- beschikbaar moest worden gesteld voor de aanleg van groenvoorzieningen. Ik neem aan dat hij daarmee niet de boomkwekerij bedoelt. Tussen november 1972 en nu is er dus door iemand opdracht ge geven die groenvoorzieningen aan te brengen en dat in een situatie, waar in wij, als wij de wethouder op de voet volgen, moeten zeggen dat wij op een gegeven moment moeten constateren dat door allerlei factoren, waartoe zeker ook de loon- en prijsstijgingen zullen behoren, het water hoofd steeds zwaarder wordt. Op dit punt ga ik toch een beetje de mist in. Of er is sprake van eer- ernstige kredietoverschrijding, in welk geval de kredietbewaking erg slecht is, of er is iets scheefgegaan op een andere manier. Ik wil niet zonder meer stellen dat dat het geval is, maar ik krijg toch de indruk dat achter af wordt goedgepraat dat er iets is scheefgegaan, in die zin dat men groen voorzieningen heeft doen aanleggen die naar mijn mening niet urgent zijn. Ik wil niet zeggen dat er in de toekomst geen groenvoorzieningen zouden moeten komen, maar bij de afweging van dit soort zaken tegenover een reeks van andere zaken die ook in deze gemeente aan de orde zijn en me-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 531