543
21 MEI 1973
Dan kom ik nu aan de vragen. De heer Van Duijl is een deel van
zijn financiële ongerustheid kwijtgeraakt door de verklaring vooraf. Ik
hoop dat wij elkaar goed begrijpen, maar ik heb er wel wat moeite mee
als de heer Van Duijl zegt dat in augustus, september de raad en het col
lege de budgettaire consequenties gaan afwegen, maar dat de Belcrum-
weg er moet komen, wat er ook gebeurt. Gevoelsmatig ondersteun ik de
mening van de heer Van Duijl, maar het is technisch natuurlijk niet te
verkopen dat men zegt dat, wat er ook gebeurt, de Belcrumweg er moet
komen. Ik vind dat wok ook hier geen pre-prioriteit moeten creëren; ook
de budgettaire consequenties van de Belcrumweg moeten straks in het to
taalbeeld worden afgewogen. Dat de heer Van Duijl onderling een wat
verschillende waarde toekent aan de Belcrumweg en de Tram- en Gasbrug,
is zijn goed recht. Het blijft echter een feit dat --ik meen dat de heer
Van Duijl dat ook heeft gezegd --de Blecrumweg onverbrekelijk samen
hangt met de Tram- en Gasbrug.
Ik moet een beetje opknokken tegen de motie van mevrouw Van Nes.
Zij is zo vriendelijk geweest die onder voorbehoud in te dienen en het
handhaven ervan te laten afhangen van mijn antwoord. Ik heb daar op
voorhand niet veel fiducie in, maar mevrouw Van Nes zal mij niet kwa
lijk nemen dat ik niet in staat ben in de korte spanne tijds die wij hebben
haar betoog in een positief oordeel om te vormen.
Mevrouw Van Nes, alsmede de heer Von Schmid en de heer Van Mer-
kom hebben een aantal opmerkingen gemaakt over de ontwikkeling van
de binnenstad. Ik ben blij met de vraag van de heer Von Schmid of dit
nu betekent dat wij gaandeweg deze studie alles maar op ons af moeten
laten komen, dat wij er niet aan mee doen, maar dat wij wachten tot wij
uitgestudeerd zijn. Ik heb in deze raad meermalen gezegd dat er een aan
tal punten is die gewoon op ons afkomen. Of dat nu een superstore betreft,
de reconstructie van de Grote Markt of de problematiek van de Gerardus
Majellawijk, de stedelijke herverkaveling of wat dan ook, wij künnen de
deur daar niet voor sluiten. Het botte feit van het gereedkomen van het
hoogspoor en de openstelling van de Belcrumweg leidt ons nu tot de situa
tie dat wij in ieder geval iets moeten doen en dan vind ik dat wij iets moe
ten doen tegen een filosofie die 'hout snijdt,, Met mevrouw Van Nes ben
ik dan van mening dat het jammer is dat wij op dit moment niet over het
binnenstadsplan beschikken, maar dat wij het bij ontbreken daarvan zo
goed mogelijk moeten doen.
Ik heb in het begin van mijn betoog getracht duidelijk te maken dat
wij zeker niet praten over de aanleg van oost- en westtangent, maar veel
eer over verkeerscirculatie.
Er is, ook in het stuk, een relatie gelegd met de Haagse Beemden.
Ondanks alle optimisme dat de heer Spanjer namens zijn fractie op dit
punt demonstreert, geloof ik dat wij daar nog met elkaar over zullen moe
ten praten. Hoe het ook zal zijn, of de Haagse Beemden nu helemaal,
voor de helft, voor een kwart of helemaal niet worden ontwikkeld, wij heb
ben deze invalsweg gewoon nodig, omdat er elders, waar dan ook, bewo
ners bij komen. Als straks de Haagse Beemden voor de helft worden volge
bouwd, zullen de voorzieningen daar een lager niveau hebben dan in de
stad, zoals de heer Spanjer al heeft aangeduid. Daardoor zal men meer
zijn aangewezen op de binnenstad, zodat het verkeer intensiever wordt.
Als de Haagse Beemden helemaal worden volgebouwd, zal het verkeers
aanbod naar de binnenstad geringer zijn, omdat men dan over stadsdeel-
voorzieningen beschikt. De prognoses -- waarvoor overigens niemand zijn
hand in het vuur wil steken -- voorzien dan een verkeersbeweging naar
de binnenstad die ongeveer vergelijkbaar is met de verkeersrelatie tussen
Hoge Vucht en de binnenstad.