548 21 MEI 1973 doen met de stad om nu een duidelijk oordeel te kunnen vellen over een zo grote reconstructie. Wat de onjuiste kostenraming betreft -- die uitdrukking is in het voorstel gebruikt -- handhaaf ik mijn mening. Die ramingen werken namelijk heel ver door in het voor stel. Er wordt ook al aangegeven welke posten op het investerings plan gewijzigd zouden kunnen worden en dat vind ik toch wel wat ver gaan in verband met het weinige zicht dat wij hebben op de werkelijke kosten. Het zal niet de eerste keer zijn dat er op een raming nog eens een veel hogere raming volgt. Wat dat betreft vind ik dat wij ook wat te gemakkelijk praten over een rijksbij drage. Wij doen net alsof dat een gift is van een rijke tante, maar dat is ook geld dat door de belastingbetaler is opgebracht, evenals het geld van de gemeente. Daar moeten wij dus ook zuinig mee zijn, wij moeten niet doen alsof het een soort meevallertje is, want vanuit het standpunt van de burger is dat niet zo. Het is natuurlijk moeilijk te zeggen dat wij het voorstel nu maar zullen aannemen en dat wij dan straks, als wij met de prio riteiten bezig zijn, wel verder zullen zien, temeer omdat wij ook van de kosten nog niet zo'n heel duidelijk beeld hebben. Ik vind het, omdat wij aan waarschijnlijk toch met de rug tegen de muur staan, een weinig zuivere voorstelling van zaken te zeggen dat het voorstel al is aangenomen, zodat wij het bedrag -- dat dan een onjuist bedrag blijkt te zijn -- maar moeten inpassen in onze prioriteiten. Wij hebben te weinig zicht op het geheel om dat zuiver te kunnen zeggen en ik handhaaf dan ook mijn motie. De heer SPANJER: Nu de motie niet is ingetrokken, wil ik toch graag iets zeggen over een onderwerp waarover ik in eerste instantie niet heb gesproken, namelijk het verband met de binnen stad. De wethouder heeft daar al iets over gezegd, evenals de heer Kroon, maar ik meen dat er ook nog een andere kant is van waar uit men die relatie kan bekijken. Men kan namelijk ook stellen dat de binnenstad wordt geremd in zijn ontwikkeling zolang wij geen principiële uitspraak hebben gedaan over wat wij nu eigenlijk willen: het verkeer in de binnenstad leiden of er langs. In dit licht gezien is de verdere ontwikkeling van het binnenstadsplan dus in feite afhankelijk van het besluit dat wij vanavond nemen. Ik heb de heer van Duijl zojuist niet helemaal goed verstaan, maar ik meen te hebben begrepen dat hij van het college had be grepen dat het de bedoeling is de Belcrumweg pas open te stellen voor het verkeer als de bruggen klaar zijn. Ik hoop dat ik dat niet goed heb verstaan, of in ieder geval dat dat niet juist is. Dan heb ik vanavond nog iets gehoord over de silo's die daar zo in het zicht komen te staan. Ik geloof echter dat het een goede architectonische opvatting is dat silo's functioneel zijn en dat zij dus best gezien mogen worden. De heer VON SCHMID: Het antwoord van de wethouder kan in het algemeen wel mijn instemming wegdragen. Natuurlijk begrijp ik heel goed de kritische geluiden van mevrouw van Nes over de hele stadsplanning en het daarmee samenhangende verkeer; ik heb die zelf ook laten horen. Ik geloof echter dat wij het zo moeten zien. De Belcrumweg moet worden geopend, dat ben ik met de heer van Duijl eens. Wij kunnen niet zeggen dat de Belcrumweg er moet komen, want die is er al. Hij is echter afgesloten en aat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 548