54 18 JANUARI 1973 personeel boven het gemiddelde zal liggen. Indien men deze gegevens gaat kwantificeren, wat betekent dit dan in werkelijkheid voor West-Brabant? Zal het merendeel van het personeel uit andere delen van het land of uit het buitenland moeten komen, omdat West-Brabant deze gekwalificeerde arbeiders niet kan leveren? Het beroepsonderwijs in West-Brabant schiet zeker tekort om het gevraagde personeel op te leiden. Zeer onlangs nog heeft de voor zitter van de Kamer van Koophandel voor West-Brabant er de aandacht op gevestigd dat de onderwijsvoorzieningen beneden het gemiddelde Nederlandse niveau liggen. Dit geldt met name voor het lager en mid delbaar beroepsonderwijs. Er zouden derhalve extra opleidingsmogelijk heden moeten komen. Welke gevolgen zal de toename van de werkgelegenheid hebben voor de inkomensverhoudingen in het gewest? Welke gevolgen heeft de vestiging van zoveel mensen voor de volkshuisvesting? Het rapport van gedeputeerde staten geeft aan dat voor 110. 000 mensen 37. 000 nieuwe wooneenheden nodig zullen zijn. Welke consequenties heeft dit voor de ruimtelijke ordening van het gebied en voor de huisvestingsmogelijk heden voor de huidige bevolking? Welke probleme n roept het aantrekken van grote aantallen vreemden op in het gebied en welke spanningen worden er opgeroepen tussen de huidige bevolking en die zogenaamde allochtonen? Welke infrastructurele voorzieningen zijn nodig om al die mensen te ver voeren en van het nodige te voorzien en niet in de laatste plaats: wie zal,wat dat allemaal gaat kosten,moeten financieren? Dit zijn zo maar wat vragen om aan te tonen dat men het begrip "werkgelegenheidsverruiming" niet alleen mag hanteren, maar dat daar aan een heel scala van overwegingen ten grondslag moet liggen. Hetzelfde geldt trouwens voor het begrip "versterkte economische ontwikkeling", dat dooi gedeputeerde staten wordt aangevoerd. Wat wordt daarmee precies bedoeld? Economische ontwikkeling heeft betrekking op het verkrijgen van meer door mensen begeerde schaarse goederen. In dit geval gaat het er uiteindelijk om meer zogenaamde vliegtuigbewegingen te krijgen. Daarvoor moeten productiemiddelen worden opgeofferd, die in geld zijn uit te drukken. Er worden echter ook vrije goederen opgeof ferd, waarvoor betaald zal moeten worden omdat ze schaars worden, zo als lucht, water, stilte, ongerept gebied, enz. Voor de verstoring van ons natuurlijk milieu moet worden betaald en het is noodzakelijk ook die vrije goederen te betrekken bij het waarderen van de bedoelde econo mische ontwikkeling, bijvoorbeeld door het opstellen van een kosten- batenanalyse, zoals waarschijnlijk door de landelijke werkgroep wordt gedaan. Voordat de gegevens daarover uitvoerig bekend zijn kan er niets worden gezegd over een al of niet versterkte economische ontwikkeling. Ik ben het dan ook niet eens met de opmerking van de heer Dees dat de hele raad achter de opvatting staat dat het de economie van de provincie ten goede zal komen. Ook daarover zullen veel meer cijfers, in geld uitgedrukt, beschikbaar moeten komen. Ik sta zo uitvoerig stil bij deze overwegingen, omdat ook in uw nota het besluit van de staten en dus, naar ik aanneem, de gedachten die tot dit besluit hebben geleid, worden onderschreven. Na het voorgaande zult u be grijpen dat wij die overwegingen niet kunnen steunen. Wel zijn wij met u van mening dat er vanuit het gebied en ook daarbuiten diepgaande studies zullen moeten worden verricht over alle aspecten en hun neveneffecten. Het gevaar zit er duidelijk in dat vanuit Rijnmond en vanuit een beperkt economisch ontwikkelingsidee zal worden beschikt over het grondgebied van West-Brabant, zonder dat wij daar zelf bij zijn. Dit blijkt tenminste

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 54