577
21 JUNI 1973
leen de stelling aan dat het noodzakelijk zou zijn de g. t„ a. nu op te
heffen. Op bladzijde 3 van het voorstel staat te lezen dat leerlingen
van de streekschool reeds het vorig jaar hebben verzocht de vervolgcur
sussen aan die school te verbinden. Mijn vraag -- die ik ook in de af
deling heb gesteld -- luidt of ook aan de cursisten van de vakopleidin
gen bij de g. t„a. is gevraagd wat zij er van vinden. Vier personeelsle
den van de g, t, a, zijn in het geweer gekomen omdat zij het niet met
het voorstel tot opheffing eens zijn. Zij menen dat hun rechten geschaad
worden indien nu tot opheffing van de g, t, a, zou worden overgegaan,
ook al worden zij bij de streekschool in dienst genomen. Waarschijnlijk
voeren zij tevergeefs verweer. Ik kan niet aan de indruk ontkomen dat
er ten aanzien van het personeel niet op de meest correcte manier zou
zijn gehandeld. Het gaat hier om gemeentepersoneel en de gemeente
moet dan ook de grootst mogelijke zorgvuldigheid betrachten.
Nadat ik al deze twijfels heb uitgesproken heb ik er behoefte aan
enige concrete vragen te stellen. Bent u met mij en met de heer Van
Os van mening dat de opleidingsmogelijkheden voor volwassenen in
gevaar kunnen komen? Zo niet, op welke gronden heeft u dan een af
wijkende mening? Op welke concrete feiten steunen de verwachtingen
van inspectie en directie dat de streekschool het geheel zal aankunnen
en dat deze school op adequate wijze de cursussen zal kunnen verzor
gen? Mijn volgende vraag heeft betrekking op het personeel, Hoe is
het personeel van de g. t, a. op de hoogte gesteld van de te verwachten
opheffing van de school? Zijn de leden van het personeel in een verga
dering bijeengeroepen tijdens welke hun het besluit en de voor hen te
verwachten consequenties zijn medegedeeld? Zo niet, op welke andere
manier is het personeel dan hiervan in kennis gesteld? Welke en hoeveel
leerkrachten zullen schade ondervinden indien tot opheffing op latere
datum wordt besloten? Welke cursussen zullen des avonds en welke cur
sussen zullen overdag op de streekschool gegeven worden?
U kunt uit mijn verhaal wel concluderen dat ik de motie van de
heer Van Os zal steunen. Of mijn fractiegenoten de motie ook zullen
steunen hangt mede af van de antwoorden die ik op mijn vragen zal
krijgen.
Mevrouw jaGER-MIDDELBEEK: Er is een drietal aspecten aan deze
kwestie te onderscheiden. Het eerste is het personeelsaspect; ik heb be
grepen dat drie docenten en een administrateur in beroep zijn gegaan
bij b, en w. Dit is zuiver een kwestie die het college aangaat; de raad
heeft hierin geen zeggenschap, hoewel hij wel begrip kan hebben voor
de moeilijke positie van deze heren. Het tweede aspect is dat de inspec
tie voor het onderwijs deze maatregel als juist beoordeelt en derhalve
vóór de overdracht is. Het derde aspect betreft de stopzetting van avond
cursussen die ook voor ouderen die over het algemeen overdag hun werk
zaamheden hadden bestemd waren. Ik vind dit wel een probleem, want
velen van deze ouderen beschouwen deze cursussen als een soort herscho
ling; ik zie daar vooralsnog geen oplossing voor. Niettemin zullen wij
het voorstel van het college wel aanvaarden. Wel vragen wij u of u ons
bijvoorbeeld in het najaar wil mededelen hoe de situatie ten aanzien
van deze ouderen zich heeft ontwikkeld en of u de indruk heeft dat ve
len van deze mensen nu niet meer kunnen studeren dan wel dat zij op
een andere manier die cursussen kunnen volgen. Ik vind dat vooral dit
laatste aspect onze aandacht moet blijven hebben.
De heer GIELEN: Gezien de inhoud van het voorstel dat voor ons
ligt is het mogelijk dat wij vanavond de g. t. a. gaan opheffen; een groot