579
21 JUNI 1973
op dit laatste wil ik persoonlijk sterk de nadruk leggen, U zult wel be
grijpen dat ik de motie van de heer Van Os graag wil ondersteunen.
De heer JANSEN: Ik ben tegen het beknotten van opleidingen die in
de avonduren worden gegeven. Een groot aantal mensen die overdag geen
gelegenheid hebben kan nu in de avonduren een cursus volgen, In uw voor
stel zijn geen garanties vermeld waaruit blijkt dat daartoe in de toekomst
nog een mogelijkheid aanwezig zal zijn. Ook. het grote aantal leerlingen
zonder leerovereenkomst noopt mij tot de nodige voorzichtigheid. Ik on
dersteun dan ook de motie van de heer Van Os.
De VOORZITTER: Ik twijfel eraan of ik alle vragen heb kunnen no
teren en het lijkt mij voorts uitgesloten op alle vragen gedetailleerd te
kunnen antwoorden. Ik meen dat dit ook eigenlijk niet nodig is. Waar-
praten wij nu over?
Vooraf wil ik de opmerking maken dat wanneer wordt gesproken over
de leraren en hun rechten het gaat om leraren met een nevenbetrekking.
Ik meen dat het goed is dat vast te stellen want anders zou een verkeer
de indruk kunnen worden gewekt ten aanzien van de belangen van het
personeel.
Het punt dat hier nu aan de orde is vormt eigenlijk een bepaalde fa
se in de ontwikkeling. Jaren geleden heeft de leiding van de technische
school van Breda en omgeving zich de vraag gesteld hoe het beste zou
kunnen worden tegemoet gekomen aan de belangen van de leerlingen die
in het bestaande avondonderwijs participeren. Daar was toen een twee
tal redenen voor. In de eerste plaats vindt er op de lagere technische
scholen een enorme ontwikkeling plaats. Er is sprake van een veralgeme
nisering van he1? technisch onderwijs in de basisopleiding. Bovendien kreeg
de technische school een volledige vierjarige cursus hetgeen bijzonder ho
ge eisen stelde aan het programma en de methodiek; deze moesten daar
goed op worden afgestemd. Men moet altijd wat voorzichtig zijn met het
geen men zegt; ook ik heb daar wat moeite mee, maar ik wil de tweede
reden als volgt formuleren. In de tweede plaats is er het feit van het aan
haken van vervolgopleidingen aan een dagschool waardoor de georiënteerd-
heid, de bekwaamheid, de interesse en de sfeer verdeeld worden. Het ge
heel wordt toegespitst en komt neer op de schouders van een groep leraren
die 'het er bijdoen' om het maar eens oneerbiedig te zeggen. Dit garan
deert niet dat het proces van de ontwikkeling der vervolgopleidingen voor
jongens die al in de werksituatie verkeren het best tot zijn recht komt.
Daarom hebben de l.t. s. -en gemeend dat het beter was deze ontwikke
lingen te scheiden waardoor de leerling op tal van gebieden meer aan
zijn trekken zal kunnen komen. Dat besluit is toen genomen. Aan de be
trokken leraren zijn daar toen informaties over verstrekt. Eén van de moei
lijk punten was hoe het belang van de leerkracht in de totaliteit kon wor
den ingepast. Bij de besprekingen hebben wij gesteld dat bij ons het belang
van de leerling centraal staat. Daarnaast zal met de nodige zorgvuldigheid
het belang van de leerkracht moeten worden behartigd. Om het wat scherp
uit te drukken: indien het belang van de leerlingen een nadeel voor enkele
leraren met zich zou brengen, moeten wij op grond van onze verantwoorde
lijkheid kiezen voor de leerling. Er is nu een praktische procedure opge
steld waardoor de leraren die liever of gezien hun bevoegdheden en oplei
ding in dit veranderingsproces naar de streekschool willen overgaan daar
toe ook het eerst recht hebben; dat is in gezamenlijk overleg besloten. De
streekschool functioneert al geruime tijd en gedurende het veranderings
proces zijn al tal van leerkrachten naar de streekschool gegaan.
Duidelijk was ook dat er zich bij de avondopleiding, bij de opleiding