582
21 JUNI 1973
De VOORZITTER: Ik krijg een beetje het gevoel dat wij het nooit
helemaal goed kunnen doen; overigens doen wij dat ook niet. Formeel
gesproken is een verweer van leraren tegen opheffing van de technische
avondschool niet mogelijk. Wij hebben echter gemeend dat wij u deze
problematiek niet mochten onthouden; wij wilden open kaart spelen.
Thans is de vraag aan de orde of de cursussen moeten worden overgedra
gen en of deze school gezien de omvang van de avondschool moet wor
den opgeheven. De consequenties daarvan hebben wij willen signaleren.
U vraagt welke leraren er voordeel en welke er nadeel van hebben.
In deze raadsvergadering wil ik geen namen noemen. Bovendien kan men
dat niet zonder meer concreet aangeven. Alle leraren ondervinden er e-
nig nadeel van want ook de leraren wier pensioenrechten niet worden aan
getast zullen enige terugval van hun inkomen -- ook in de wachtgeldsi
tuatie -- ondervinden. De lascursussen blijven op de t. g. a. Nu is een
van de leraren daarvan ook in het geweer gekomen. Als de cursussen op
hetzelfde niveau blijven totdat deze leraar de pensioengerechtigde leeftijd
heeft bereikt zal hij geen enkel nadeel ondervinden. Bij het teruglopen van
het aantal leerlingen aan de g. t. a. kan de situatie voor de administratie,
de directie en de leraren verslechteren. Dat geldt ook voor degenen die
in het geweer zijn gekomen. Als het aantal lesuren zodanig terugloopt
dat er na verloop van tijd van een afloop sprake is zal dat ook voor de
ze leraren een verslechtering inhouden; hun wachtgeld- en pensioensi
tuatie kan daardoor nadelig worden beïnvloed. De desbetreffende vraag
kan niet in absolute zin worden beantwoord.
Ik moet er nog een opmerking aan toevoegen. Inmiddels hebben wij
een brief ontvangen van de streekschool. De resultaten van de opleiding
daar liggen boven het landelijk gemiddelde. Men stelde het te betreuren
dat de streekschool geen informatie was gevraagd want men had ons over
de gehele opzet, de gehele ontwikkeling en de bedoeling een aantal na
dere informaties kunnen verstrekken.
Tot slot stel ik het volgende. Op grond van de door mij genoemde
overwegingen hebben wij reeds jaren geleden een besluit genomen. Thans
bevinden wij ons in een vergaande fase der ontwikkeling; de laatste fase
ten aanzien van de Bredase avondschool is aangebroken. Wij hebben dui
delijk onderkend dat de onderhavige opleidingsmogelijkheid in de tota
liteit en niet op onderdelen gezien het beste is voor de leerlingen. Wij
moeten dan ook besluiten deze weg te volgen.
De heer VAN OS: U begint uw betoog met te zeggen dat u geen ant
woord kunt geven op alle vragen
De VOORZITTER: Uw motie is aan de orde. Wellicht is het juist dat
ik deze motie even voorlees zodat zij in tweede instantie onderwerp van
besprekingen kan uitmaken. Ik hoor echter dat de motie reeds is rondge
deeld.
De heer JANSEN: Misschien wil het publiek de motie wel horen.'
De VOORZITTER: Ik zal de motie even voorlezen. Deze luidt als
volgt:
'De raad der gemeente Breda
in vergadering bijeen op 21 juni 1973
overweegt dat:
le. in het perspectief van de permanente educatie het avondonder
wijs aan volwassenen een hoogst belangrijke zaak is;