585 21 JUNI 1973 Wij menen dat het in ieder geval in het belang van een aantal leer lingen is, de avondcursussen voort te zetten. De meest zekere weg daar toe lijkt ons de opheffing van de g. t, a. voorlopig voor een jaar uit te stellen» In dat jaar kan het geheel dan wat uitgebreider bekeken worden en een definitieve vorm krijgen. Mevrouw WILLEMS-VAN DOORN: De meningen van de voorzitter en van mij blijven tegenover elkaar staan. Na alle vergaderingen die aan dit onderwerp zijn gewijd heeft het geen zin weer alle argumenten van de wethouder te weerleggen. Helaas heb ik niet veel concrete antwoorden gekregen --de heer Van Os heeft dat ook reeds opgemerkt -- maar ik had dat in feite ook niet verwacht. Eén van mijn vragen is helemaal on beantwoord gebleven. Ik bedoel de vraag hoe het personeel van de g. t. a. van de te verwachten opheffing op de hoogte is gebracht. Ik zou daar nog graag een concreet antwoord op hebben. Ook had ik graag antwoord gehad op mijn vraag die betrekking heeft op het in punt 2 van de motie van de heer Van Os gestelde. Ik had gevraagd of u met mij van mening bent dat de opvangsmogelijkheden voor volwassenen in de avonduren wellicht in de knel zullen komen. Het antwoord daarop zou ik nog graag horen. Mevrouw JhGER-MIDDELBEEK: Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag of u ons bijvoorbeeld in het najaar zou kunnen mededelen hoe de situatie zich ten aanzien van de oudere cursisten die overdag hun werkzaamheden hebben heeft ontwikkeld. Het is toch wel belangrijk voor al dat laatste aspect met aandacht te blijven volgen» Kunt u toezeggen dat wij daarover in het najaar enige mededelingen krijgen? De heer GIELEN: Ik wil mij graag aansluiten bij de peidooien van de heer van Os en mevrouw Willems. Daarnaast heb ik nog een enkele op merking ten aanzien van de positie van de leraren die waarschijnlijk hun ontslag krijgen. U hebt gesteld dat het hier om leraren met een neven functie gaat. Men kan hier niet spreken van een nevenfunctie maar van een vaste betrekking die deze mensen al vele jaren hebben. Ik vind niet dat men hier over een nevenfunctie kan spreken. Daarnaast stelt u dat de werksituatie van de jongeren op de streekschool belangrijk is in deze he le situatie en in deze hele ontwikkeling. Wij hebben echter duidelijk aan getoond dat de mensen die momenteel op de avond-ambachtsschool gaan in overwegende mate geen leerovereenkomst of -opleiding hebben. De leraren hebben verweer gevoerd en zij hebben een verweerbrief ondertekend. In hoeverre bent u daarop ingegaan en in hoeverre heeft u deze mensen over de gang van zaken verder geïnformeerd? De heer VEELENTURF: Na alles wat reeds in de vergaderingen van de commissies en in de vergadering van vanavond te berde is gebracht wil ik nog het volgende opmerken. Voor mij zijn de volgende argumenten door slaggevend. Alle 1.1. s.-en, vertegenwoordigd in de streekschool, hebben zich bereid verklaard hun part-time cursussen over te hevelen naar de streekschool. Breda zou een zeer slechte beurt maken als het zou hande len op een wijze die tegen gemaakte afspraken ingaat. De positie van de betrokken leraren is bijzonder moeilijk. Toch meen ik dat wij door een aanhouden en/of afbouwen van de g. t. a. dit probleem en ook andere problemen rond de opheffing slechts verschuiven; wij zullen het er voor betrokkenen niet beter op doen worden. De streekschool die wij toch ge zamenlijk hebben opgericht wordt in haar ontwikkeling ernstig belemmerd; haar plannen worden doorkruist. Met begrip voor alle tegenargumenten meen ik toch op grond van deze overwegingen met uw voorstel te moe-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1973 | | pagina 585